Ik schrijf fictie. Mijn boeken zijn geen waargebeurde verhalen, maar puur uit mijn duim gezogen. Hoogstens een klein beetje geïnspireerd door het echte leven en dan zeker niet noodzakelijk het mijne.
Hier op het blog schrijf ik af en toe non-fictie, maar meer zal dat niet worden. Toen ik nog heel veel blogte over tuinieren, breien en koken werd me regelmatig gevraagd of ik daar niet eens een boek over wilde schrijven. En mijn antwoord was altijd: misschien wel. Ooit.
Want zo’n vraag zette me aan het denken. Non-fictie verkoopt meestal beter, zeker als je een populair onderwerp kiest. Het zou misschien wel een verstandige zet zijn om daar tijd in te steken en …
Maar ik weet nu dat het echte antwoord een simpel “nee” is. Want ik moet er niet aan denken een heel boek vol te moeten schrijven met feiten.
Dat lijkt me ten eerste verschrikkelijk saai. Het is juist zo leuk om je verbeelding de vrije loop te laten tijdens het schrijven. In een fictief boek kan dat. Je kunt beginnen met een vaag idee van wat je hoofdpersoon gaat meemaken, maar aan het eind van het boek kan de situatie volkomen anders uitgepakt hebben. Bij mij wel in ieder geval, ik doe niet aan vooruitbedachte, schematisch opgezette uitlijningen voor ik ga schrijven. Bij non-fictie zul je wel moeten beginnen met een strak plan en dat zou de lol er flink vanaf halen.
Een ander probleem met non-fictie is dat het allemaal nog waar moet zijn ook. Waar ik in mijn boeken wel eens luchtig over de feiten heen huppel (ik doe wel research, maar ga gewoon niet te diep in op details als ik er niet uitkom), zou ik alles, maar dan ook alles helemaal zeker moeten weten. En daar ben ik niet zo goed in. Dat komt misschien vooral door bovenstaande onderwerpen. Want tuinieren is afhankelijk van zoveel factoren (grond, weer, de kwaliteit van je zaad enz.) dat je er eigenlijk nooit echt een zinnig woord over kunt zeggen. Bij mij werkt “laten groeien en afwachten” meestal het beste, maar daar krijg je geen boek mee vol.
Breien doe ik ook al niet volgens de regels en mijn pogingen om stekenverhoudingen uit te rekenen lopen meestal op een ramp uit. Zomaar beginnen en zien waar het eindigt is mijn normale techniek en dat valt over het algemeen goed uit. Heel af en toe heb ik wel geprobeerd op te schrijven wat ik gedaan had om een bepaald effect te krijgen. Maar patronen waar mensen geld voor willen betalen kun je er niet mee schrijven.
Voor koken geldt hetzelfde. Ik doe maar wat. Gooi ingrediënten bij elkaar en meestal smaakt dat best. Af en toe schrijf ik op wat ik doe (meestal voor de dochters) en ik heb ook wel recepten op mijn blog gezet, maar ik moet er niet aan denken om er een heel boek over te schrijven.
Vandaar dat ik er maar gewoon niet aan begin.
En waargebeurde verhalen? Autobiografische stukjes? Ooit schreef ik ze. Wekelijks zelfs. Maar toen had ik pubers en twee drukke banen. Dan maak je nog wel eens wat mee en daar schreef ik dan een paar honderd woorden over. Heel af en toe doe ik dat nog. Een verslagje over een schrijversuitstapje of het Valentijnfestival bijvoorbeeld. Maar verder? Mijn leven is aan de ene kant vreselijk saai en aan de andere kant “stranger than fiction”, maar dan niet op een manier die leuk is om over te schrijven. Ik weet dat niet iedereen er zo over denkt, maar ik hou de nare dingen in mijn leven liever voor mezelf. Die horen niet op het internet of in een boek.
En bovendien… het is gewoon veel leuker om verhalen te verzinnen. Vind ik wel.
Al moet je daar wel een beetje mee uitkijken. Ik heb ooit een heel teleurgestelde, bijna boze reactie gehad op een kerstverhaal in de ik-vorm. Iemand had heel erg medelijden met me omdat ze dacht dat mijn man weggelopen was en vond het niet zo leuk toen ze erachter kwam dat het “nep” was. Tja. Er stond echt boven dat het fictief was… Ik ben gelukkig in goed gezelschap, want Anne-Wil uit de Libelle krijgt nog steeds soortgelijke reacties (Anne-Wil is een verzinsel van Tineke Beishuizen).
Een paar jaar geleden had ik een blog met een fictieve persoon die op een soort boerderijtje terecht kwam en daar van alles meemaakte, waar ze dan zogenaamd over schreef. Daar ben ik mee gestopt omdat ik er geen tijd meer voor had, maar af en toe kriebelt het weer. Het was namelijk erg leuk om te doen. Nog langer geleden ben ik een paar maanden lang voor de website van iemand anders in de huid gekropen van Samantha, de heks die huisvrouw werd uit de jaren-zestig comedyserie Bewitched. Dat was nóg leuker, want ik toverde er lustig op los in die stukjes en verzon de gekste dingen die toevallig heel erg aansloten bij mijn eigen leven, want ik was ook huisvrouw en moeder. Alleen toverde Samantha gauw het hele huis schoon als haar schoonmoeder onverwacht voor de deur stond en vroeg ze aan de katten in de buurt of ze een verdwenen huisdier gezien hadden. Heerlijk!
Als ik ooit weer zo’n blogproject begin heb je best kans dat het meer die kant opgaat. Geen levensechte realistische narigheid, maar sprookjesachtige kolder.
Ja, het is wel duidelijk waar mijn hart ligt… Laat mij mijn fantasie maar gebruiken 😉