We zijn nu ongeveer halverwege onze vakantie op Bali en tot onze eigen verbazing lukt het ons prima om bijzonder weinig te doen. Onze dagen zijn “gevuld” met zwemmen, bij het zwembad liggen, aan het strand liggen, en door de hoofdstraat van Sanur wandelen om ergens een hapje te eten.
Ik was van plan hier af en toe een verslagje te schrijven, maar ik had tot nu toe niet veel te melden. Maar gelukkig hebben we ons eergisteren in een avontuur gestort (nou ja…), waar nog wel iets over te vertellen valt.
We zijn namelijk op eigen houtje naar Denpasar gegaan. Dat is de hoofdstad van Bali. Het ligt heel dicht bij Sanur, waar wij zitten, het is er zelfs min of meer aan vastgegroeid. De reisgids zei dat de meeste toeristen Denpasar links laten liggen. We weten nu waarom.
Het begon al met een taxichauffeur die het museum niet wist te vinden. Kaartlezen (we hadden een reisgids bij ons) kon hij ook niet, hij moest iemand bellen voor instructies. Toen we daar eindelijk waren, liepen we langsde staatstempel. We wilden daar eigenlijk alleen vluchtig een blik op werpen, maar werden aangesproken door iemand die zich voordeed als gids en niet meer weg te slaan was. We zijn er aardig ingelopen. Ik wist dat we een sarong moesten huren om naar binnen te mogen en dat je daar ongeveer 2000 tot 5000 roepia aan kwijt bent. Dat is 20 tot 50 cent, dus geen probleem. Maar toen we, met die doeken om, binnen waren, vroeg hij 20 dollar om ons rond te leiden. Hij was niet weg te krijgen. Uiteindelijk wilden we weggaan, maar toen bond hij in en wilde hij het voor 10 dollar wel doen. Dat was nog veel te veel gevraagd, want hij ratelde in onverstaanbaar Engels en echt bijzonder was die tempel niet. Ik heb er twee foto’s van geplaatst. Kun je je voorstellen dat dat ding pas 60 jaar oud is? Ze moesten zich schamen dat ze het zo slecht onderhouden! Er zat ook nog een mannetje met tekeningen van onder andere de Balinese kalender. Eerst deden hij en de gids net alsof ze alleen maar uitleg wilden geven, maar het was (natuurlijk) de bedoeling dat we die dingen kochten. Gelukkig had ik de prijs al op de achterkant zien staan toen hij ze verschoof. De goedkoopste was 750.000 roepia en hoewel al die nullen heel verwarrend zijn, blijft 75 euro (eigenlijk iets minder, maar we rekenen gewoon met vier nullen minder om de transactiekosten te dekken) een belachelijke hoeveelheid geld voor een stukje papier dat waarschijnlijk gewoon geprint was…
Toen we eindelijk de tempel ontvlucht waren (nadat we erachter kwamen dat hij niet daadwerkelijk 10 dollar bedoelde, maar liever roepia’s had – zeg dat dan!), hadden we geen zin meer in het museum. Gelukkig maar, want hoewel de reisgids niet waarschuwde voor de gidsen bij de tempel, stond er wel een dergelijke waarschuwing in voorgidsen bij het museum.
Dus liepen we door in de richting waar we volgens de reisgids markten konden vinden, maar daar zijn we (zagen we achteraf) omheen gelopen.
Door de hitte (het was midden op de dag), de luchtvervuiling en gebrek aan water kreeg ik het benauwd, dus toen hebben we een bemo genomen naar een modern warenhuis waar we op de heenweg langsgekomen waren. We wisten dat we daar in ieder geval veilig konden eten. Een bemo is een klein busje met lage bankjes dat voor openbaar vervoer doorgaat. Ze rijden door de straten en je kunt erin stappen en dan kost het 2500 tot 5000 roepia om bij een andere halte weer uit te stappen.
Het kostte ons 10.000 roepia om het kleine stukje naar het warenhuis te rijden, dus we zijn een beetje afgezet, maar we waren allang blij dat we niet meer door die stikhete en benauwde straten hoefden te sjouwen. We zaten met ons erbij met zes mensen in dat busje en dat ging net. Later las ik dat men er vanuit gaat dat 14 mensen het maximum is…
Bij het warenhuis aten we iets (bij de Balinese versie van Kentucky Fried Chicken) en ik dronk een liter water. Toen voelden we ons weer een beetje mens, maar zin om de stad te bekijken hadden we niet meer. Het viel niet mee om een betrouwbare taxi te vinden (alleen de Bluebirdgroep is betrouwbaar, met de rest moet je uitkijken), maar er stopte een bemo’tje dat ons wel naar Sanur wilde brengen. We verstonden dat hij 25.000 roepia voor ons allebei vroeg, de taxi kwam op ongeveer 40.000 naar de binnenstad, dus dat vonden we redelijk. Bij het hotel bleek dat hij 75.000 bedoelde. Uiteindelijk nam hij genoegen met 50.000. Het stomme is dat je je pas later realiseert dat je hebt staan kibbelen over een paar euro. Het klinkt allemaal als veel meer…
Toch was het geen vervelende dag. Tenslotte was dit wel een avontuur en dat heb je tussen het uitrusten door toch ook nodig.
Bovendien hadden we in dat warenhuis eindelijk waterschoenen gevonden. Of iets dat we daar voor konden gebruiken, in ieder geval. Een soort crocs met een hielbandje. Die hadden we nodig voor een ander avontuur waar we het al een paar dagen over hadden.
De zee bij Sanur is heel rustig, omdat de branding bijna een kilometer (onze schatting) verderop is. Daar ligt een rif dat de golven tegenhoudt. Eigenlijk ligt het strand dus aan een lagune. We hebben al een paar keer vissers rond zien lopen op dat rif en we hadden er eentje in de gaten gehouden die naar het strand liep en die kwam niet verder dan tot zijn middel in het water. Dat wilden wij dus ook een keer proberen. Maar niet op blote voeten, want er wordt gewaarschuwd voor afgebroken koraal en voor zee-egels.
Met schoenen aan ging het goed. Het was echt ontzettend mooi. Het water was zo helder dat je regelrecht naar de bodem kon kijken. We zagen zeesterren, koralen en ook die zee-egels. Die hebben inderdaad rottige stekels, maar ze zijn ook heel mooi. Ze waren pikzwart en hadden een soort lichtgevende blauwe en gele vlekken. Het was een flinke wandeling, maar we hebben het rif bereikt (we zijn zoveel mogelijk over de zanderige plekken gelopen om geen koraal te beschadigen). Een heel aparte ervaring is dat, je ziet heel in de verte het strand, maar je staat (eindelijk) vlak bij de branding. Ik heb er geen foto’s van, omdat ik niet zeker wist of ik het zou redden zonder mijn camera nat te maken, maar we zijn van plan om het nog eens te doen. Snorkelen hebben we vorig jaar geprobeerd, dat lukte niet echt, maar op deze manier zie je toch ook een hoop van het onderwaterleven hier.
Er is trouwens wel een mogelijkheid om met een kleine onderzeeer langs een ander rif op 30 meter diepte te varen. Daar denken we nog over, het lijkt ons geweldig, maar het kost behoorlijk wat.
Als afsluiting van die drukke dag hebben we iets gegeten bij een restaurantje waar we regelmatig gaan lunchen. De pizza was heerlijk, maar helaas stond de televisie aan, wat hier gewoon, maar vrij irritant is. We zijn dus vrij vroeg weer weg gegaan. Onderweg naar huis zijn we nog even aan de bar van ons favoriete restaurant gaan zitten (een Ierse pub, waar iedere avond live-muziek is, heel gezellig), maar we hadden allebei spierpijn van het lopen en dan zit zo’n kruk niet lekker.
Dus zijn we terug gegaan naar het hotel en hebben we het laatste uurtje van de dag doorgebracht waar we die ook vaak beginnen (na het ontbijt dan): in de ligstoelen aan het strand. In het pikkedonker inderdaad. Dat doen we vaker. Het geluid van de zee op de achtergrond en dan naar de sterren kijken. Heerlijk!