Die avond zaten wij allemaal rustig onze eigen dingen te doen. De dochters zaten in hun kamers. Wij hebben namelijk besloten dat we in de huiskamer niet van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat tegen de achterkanten van hun beeldschermen aan willen kijken. Er mag ’s avonds best gecomputerd worden (dat houdt je toch niet tegen, hoewel het wel helpt dat bij ons het internet om tien uur uitgaat), maar dan niet in de kamer waar we als gezin bij elkaar zouden moeten zijn. Dus zaten de dochters in hun kamers. Wij waren hypocriet, want wij zaten in de huiskamer met de laptop op schoot. Echtgenoot was aan het werk en ik zat een eng verhaal te schrijven.
Dat ging zomaar ineens. Ik schrijf eigenlijk veel liever romantische verhalen, maar er was een wedstrijd met een voorgeschreven begin en ik had ineens inspiratie. Het verhaal was erg griezelig. Ik wist al dat het bijzonder slecht ging aflopen en ik zat er middenin, toen de heerlijke stilte in ons huis werd verstoord door een vreemd gepiep.
Het was geen spookachtig gepiep. Dat is wel jammer voor het verloop van dit verhaal, maar het is niet anders. Het was meer alsof er iemand met een enorme dosis enthousiasme in zo’n ouderwets babyspeeltje aan het knijpen was. Zo’n benauwd hijgerig piepje.
We hoorden ook getrippel. En toen hoorde ik de kat. Ik zou bijna zeggen dat hij miauwde, maar dat kan hij niet. Hij kan wel gillen en aaaah of weeee roepen, maar een keurig mi-auw komt er niet uit. Hij riep dus iets dat leek op weeeee en toen snapte ik het. Of ik dacht het te snappen.
Dit beest is oud en niet bepaald een jager. Maar zijn voorgangers waren dat wel. En dit klonk bekend. Dit klonk als een vogel in doodsangst en een kat die fijn aan het spelen is. Dus sprong ik op en liep naar de keuken, waar ik tot mijn grote verbazing geen merel of meesje aantrof, maar een wanstaltig geval met grote poten, grijze donsveertjes en nauwelijks zichtbare vleugels. Een waterkuiken. Nee, dat is geen correcte naam, dat weet ik ook wel. Maar als zijn moeder een waterkip heet, vind ik haar nakomelingen waterkuikens. Dus.
Het waterkuiken rende in paniek door de keuken en de gang, maar miste steeds de buitendeur. De kat liep er geïnteresseerd achteraan. Ik zei het al, dit is geen jager. Hij zag er meer uit als een bioloog, die een nieuwe diersoort bestudeerde. Ik vermoed dan ook dat het waterkuiken niet door hem was meegenomen vanaf de waterkant. Ik denk eerder dat dit een erg avontuurlijk waterkuiken was, dat zelf de weg overgestoken is en via de oprit in ons huis belandde. Het waterkuiken vond de belangstelling van de kat niet echt prettig. Van angst poepte het diertje overal waar hij kwam. En toen echtgenoot hem probeerde te vangen, schoot hij natuurlijk net in de opening tussen de vriezer en de wasmachine.
Dat echtgenoot erbij kwam, was mijn schuld. Ik ben namelijk bang voor vogels. Erg stom, ik weet het. Ik vind ze prachtig van veraf, maar ik wil ze absoluut niet dichtbij hebben.
Een paar weken geleden legde ik een euro in het bakje van een papagaaienmeneer die in het dorp bij een evenement aanwezig was, om hem te betalen voor de foto’s die ik genomen had. Maar toen wilde hij per se die beesten op mijn schouders zetten. Er was geen praten aan, ik had betaald en dan mocht je ze op je schouders. Alle zes. Ik heb echt doodsangsten uitgestaan en bij de tweede heb ik gezegd dat ze eraf moesten. Gelukkig was er een schattig meisje dat heel verlangend naar die beesten keek. Ik heb de andere vier toen maar aan haar overgedaan. Was die man ook weer tevreden.
Ik ben dus bang voor vogels. Als onze vroegere katten muizen mee naar binnen namen, ruimde ik ze rustig op, of ze nu dood waren of nog rondrenden. Maar vogels… bah! Als het echt niet anders kon, haalde ik ze wel weg, maar mijn hobby is het niet. Vandaar dat ik deze keer echtgenoot erbij riep. Die joeg eerst met een bezemsteel het diertje weer uit zijn schuilplaats en gooide daarna een handdoek over hem heen. Daarna droeg hij het waterkuikentje in de handdoek gewikkeld voorzichtig terug naar de waterkant. Voor zover wij konden zien was het beestje niet gewond. Ik heb de avonturier even de tijd gegeven om tot zichzelf te komen, en mezelf om die klodders poep op te ruimen, en toen ben ik nog even gaan kijken. Ik vroeg me al bezorgd af wat ik met zo’n beest moest doen als hij wel gewond was. Thuis houden in een teiltje? Maar zou de kat dan nog steeds niet doorhebben dat hij wel eens een hap uit dat piepende geval kon nemen?
Ik had me geen zorgen hoeven maken, want er was geen waterkuiken meer te zien. Geen waterkip ook trouwens. Terwijl ik er toch zeker van ben dat ik er een paar heb horen roepen. Waterkippen klinken als van die toeters met zo’n rubberen bal. Pep, pep, u weet wel.
Ik denk dus dat moeder en kind herenigd zijn en zich daarna verstopt hebben tussen het riet. Dat hoop ik in ieder geval. Want ik ben dan wel bezig met een vreselijk verhaal dat afgrijselijk rottig afloopt, maar eigenlijk hou ik veel meer van een happy ending…
Een spannend verhaal
Categorie: Persoonlijk