Soms valt het niet mee om een wekelijks stukje te schrijven, maar er zijn ook dagen dat het zichzelf bijna schrijft. Zo’n dag hadden we gisteren.
In het kader van de zelfstandigheid moesten alledrie onze dochters gisterenavond zelf naar balletles en zangles. Moeder bleef op de bank en liet haar bloedjes van kinderen in de vrieskou naar de metro fietsen. Ja, het is triest, dat vond ik ook, maar ik heb toch doorgezet.
Eén van de dochters is een bikkel. Die vind de metro te duur worden en fietst gewoon het hele stuk naar ballet. Van de kou heeft ze geen last, zegt ze, zeker niet op de terugweg, want dan is ze nog warm van het dansen. Deze dochter kwam dus veilig en opgewekt om kwart voor negen thuis. Dat was één, hoorde ik mezelf opgelucht zeggen.
De andere twee dochters hadden zangles tot negen uur, moesten een minuutje of twintig lopen naar de metro en dan vanaf het station hier dichtbij naar huis fietsen. Vanaf een uur of tien kon ik ze dus thuis verwachten. Maar ze kwamen niet,
Om kwart over tien ging de telefoon. U begrijpt, ik schrok enorm, maar zei in een moment van helderziendheid (of moederlijke ervaring): “Er zal er wel één haar fietssleutel wel kwijt zijn.”
Goed geraden. Maar gek genoeg had ze de sleutel nog toen ze uit de metro stapten. Ze had hem in haar mond geklemd terwijl ze chaotisch met handschoenen en tas liep te rommelen. Andere dochter had hem toen afgepakt en later weer teruggegeven, maar nu konden ze de hele sleutel nergens meer vinden. Nog een kwartier zoeken leverde niets op, dus toen moest echtgenoot er naar toe. Nadat we een koelkast uit de auto gehaald hadden (dat is een ander verhaal) dus. Ook echtgenoot bekeek de niet zo grote afstand tussen perron en fietsenstalling, ook echtgenoot voelde in jaszakken en keerde tassen om en ook echtgenoot kon de sleutel niet vinden. Het ding was op een raadselachtige manier spoorloos. Hij besloot dat de slordige dochter niet beloond hoefde te worden met een autoritje, stuurde haar dus op andere dochters fiets naar huis, laadde de andere fiets in en reed met één dochter in de auto terug.
Ik vond dat niet zo’n geweldige oplossing. Juist die dochter in haar eentje op een te hoge fiets, een route die ze niet goed kent en dan die gladheid… Ik voorzag al problemen. En hoe moest dat morgen? Kon ik toch weer heen en weer gaan rijden.
Geïrriteerd liep ik naar andere dochter haar kamer. Die sleutel moest toch ergens zijn? Als hij niet op de grond te vinden was, moest hij toch in de een of andere zak of tas zitten. Zo’n ding lost niet spontaan op. Ik ging dus naar die kamer om zelf alle zakken in haar jas (dat zijn er veel) maar eens na te voelen. Al was het maar om mijn frustratie even af te reageren. Maar ik hoefde niet eens te voelen. Ik keek naar de jas, die mijn netste dochter op de grond gesmeten had en daarnaast zag ik… de verloren fietssleutel! Jawel. Die had ze dus helemaal niet teruggegeven. Die was waarschijnlijk ergens in een mouw blijven hangen. Echtgenoot had wel in de zakken gevoeld, maar haar niet de jas uit laten doen en uitgeschud (wat ik wel gedaan zou hebben, maar ja, meestal los ik dit soort dingen op). Mede door mijn bezorgdheid kreeg echtgenoot gewetenswroeging en hij besloot de toch niet zo slordige dochter tegemoet te rijden om het laatste stukje met de auto af te leggen. Daarvoor moest dan wel haar fiets nog even uit de auto, want die had hij, tot mijn ergernis (want ik was bang dat hij de volgende ochtend met fiets en al weg zou rijden), nog in de auto laten liggen.
Dat was een geluk bij een ongeluk, want toen hij de fiets in het rek zette, zag hij de dochter bij de deur staan. Die was heel stilletjes al veilig thuisgekomen. Had hij haar niet gezien, dan had hij zich naar geschrokken als hij haar niet had kunnen vinden onderweg. En zijn telefoon was hij natuurlijk vergeten.
Zo waren we dan uiteindelijk om elf uur allemaal veilig binnen. Met twee dochters die eerst een preek kregen (over slordig en chaotisch zijn en over je ergens mee bemoeien en er dan zelf een zootje van maken en over hoe vaag je bent als je niet eens weet of je een sleutel teruggegeven of –gekregen hebt) en daarna getroost moesten worden, want ze vonden het zo stom van zichzelf.
Niet dat wij zo boos waren, hoor. Want wij vonden drie kwartier in de vrieskou naar een fietssleutel zoeken die eigenlijk niet kwijt was, wel straf genoeg!
Fietssleuteltje
Categorie: Persoonlijk