Ik heb het volgens mij vorig jaar rond moederdag ook al eens geschreven: ik lees te veel sentimentele (amerikaanse) weblogs. Vooral Amanda Soule kan zo mooi schrijven over haar gezin en hun leven samen, dat ik er tranen van in mijn ogen krijg. Of me zwaar erger, dat ligt aan mijn bui.
Want natuurlijk is moederschap iets geweldigs. En dat was het ook al toen mijn kinderen zo jong waren als de hare. Toen had ik helaas geen weblog, dus ik moet het hebben van die paar schrijfsels en mijn (niet zo heel betrouwbare) geheugen. Het is wel eens moeilijk de mooie momenten er tussen uit te pikken. Want moeder zijn van drie dochters die zo weinig in leeftijd schelen is vooral heel veel over je heen laten komen. Vooral niet druk maken. En dat deed ik toen ook niet. Ik weet nog dat de huisarts een keer langs kwam en lichtelijk verbaasd constateerde dat het speelgoed nog over de vloer verspreid lag. Dat was als compliment bedoeld, want, zei hij, bij de meeste mensen waar hij thuis kwam, was alles perfect opgeruimd en mochten de kinderen geen rommmel maken “want de dokter komt zo”.
Dat was niet eens in mij opgekomen. Bij mij mocht alles over de vloer en dat ruimde ik dan ‘s avonds op. Of ik veegde het met de huisbezem de hoek in, als ik te moe was.
De regel van “eerst terugleggen waar je mee bezig was en dan pas iets nieuws pakken” werkte bij ons gewoon niet. Want als je de dag begint met het aankleden van je poppen, bouw je van blokken een huis voor ze, lees je ze een paar boeken voor, moeten ze naar school, waar ze tekenen en plakken en ga je daarna met ze naar de dierentuin. Om maar een voorbeeld te noemen. Onderbreken van zo’n fantasiespel om dingen op te ruimen vind ik onnodig en niet gezond. Ik trok een paar jaar later wel de grens bij de kippen voeren met ministeck (dat lijkt tenslotte erg op zaadjes en het strooit ook erg gemakkelijk), want ik bleef die dingen overal vinden. En als ze daadwerkelijk wilden ministecken, waren we eerst een dag de kleuren aan het sorteren.
Maar goed, de kleine momenten, zoals Amanda ze beschrijft. Ik herinner me vele, vele geplukte madeliefjes en paardebloemen. Vooral Miriam deed niets liever dan bloemetjes plukken. Maar dan herinner ik me ook heel nuchter weer dat ze dan meestal met een geel neusje thuis kwam, dat met veel moeite schoon gepoetst kon worden (want ze had en heeft een hekel aan gefriemel aan haar gezicht). Dat gele neusje kwam omdat ze er van overtuigd was dat paardenbloemen lekker roken. Je moest dan alleen wel die bloem goed tegen je neus duwen…
Meer kleine moeder momenten… Als ik er goed over na denk komen ze wel bovendrijven… Tekeningen die met uiterste inspanning gemaakt waren en met veel moeite netjes ingekleurd. Als ik zei hoe mooi ik die tekening vond, dan was er altijd wel een stralend meisje dat zei: “Die mag jij hebben, mama!”
Hoe hun lange verhalen altijd onderbroken werden met een trouwhartig : “ja, hè, mama?”. Hoe ik voor het slapen gaan moest voorlezen (Pluk van de Petteflet en Pinkeltje) en daarna liedjes uit Disneyfilms moest zingen of “treintje naar dromenland”. Voor allemaal apart, zodat ik na afloop compleet schor was. Hoe ik ook schor was als we uit de bibliotheek kwamen, want dan moest ik alle prentenboeken meteen voorlezen. Eén keer maar, trouwens, want daarna “lazen” ze zelf aan de hand van de plaatjes. Hoe de oudsten toen ze eenmaal zelf konden lezen om de beurten beneden mochten lezen, omdat allebei hardop gegarandeerd voor ergernis zorgde. Hoe je een pijntje nog kon troosten met een kusje (“over!”) en een verdrietje met wat aandacht en een knuffel. Hoe schattig en knuffelig ze waren als ze net uit bad kwamen en in hun ochtendjasjes nog even naar beneden mochten. Hoe vuil ze werden van buitenspelen omdat er altijd van alles opgeraapt en opgegraven moest. Honderden stokjes van het vuurwerk slingerden er door het huis, want daar kon je dingen van maken (maar dat deden ze zelden). Hoe ze emmers vol slakken verzamelden die ze dan in onze tuin lieten staan als ze ze zat waren. Hoe Miriam toen ze bijna vier was, maar zo klein als een amper driejarige, als we samen de andere twee dochters opgingen halen bij school het altijd voor elkaar kreeg dat ik haar optilde. Dat deed ze heel stiekem, ze trok zichzelf omhoog aan mijn handen en meestal tilde ik haar dan gedachtenloos op mijn heup. Hoe fijn dat voelde, die kriebelhaartjes tegen mijn wang en die magere armpjes om mijn hals geklemd. Hoe ik soms met vier kinderen op mijn fiets balanceerde (ik er naast, hoor!) als er vriendinnetjes kwamen eten tussen de middag. Hoe ik er vaak zelfs zes had tussen de middag, omdat het bij mij nu eenmaal mocht. Hoe er altijd als ik met de dochters buitenliep minstens één klein handje in de mijne gelegd werd…
Maar dat was vroeger. Als je schattige kleine meisjes uitgegroeid zijn tot bijna volwassen vrouwen, verandert het allemaal. Dan moet je als moeder knokken voor je eigen plekje in huis. Letterlijk, want overal waar je zelf wil zitten, liggen boeken, laptops en schrijfmappen. Ook als ze allemaal twee kilometer verderop aan het zwemmen zijn. En als je dan vraagt of ze in het vervolg de boel op willen ruimen voor ze weggaan, kun je nog een snauw verwachten ook.
Verder is het nog steeds belangrijk om je niet druk te maken. Maar dat is een stuk minder makkelijk. Want kleuterverdrietjes zijn gemakkelijk te troosten en die raken je ook niet zo erg als moeder. Van een schaafwondje op de knie of een speelgoedje dat kapot is, word je zelf niet treurig en daarvan lig je ‘s nachts niet wakker. Maar als je dochter compleet in paniek raakt omdat ze een dossier niet kan vinden dat ze in moet leveren, dan vraag je je af hoe dat nu toch moet met dat kind. Die paniek-genen heeft ze wel van mij, maar bij haar is het veel erger. Ik kan me niet herinneren dat ik op haar leeftijd ooit zo vaak heb lopen gillen van de stress. Nu was ik ook een stuk minder slordig dan mijn dochters. En een stuk minder vaag. Dat dossier lag namelijk netjes in het kastje met de schoolspullen. Ze dacht alleen dat het in een geel mapje zat en was niet zo bijdehand geweest toch ook de blauwe mapjes eens te bekijken.
En een andere dochter moest ik vanochtend drie keer terug naar boven sturen omdat ze niet alles in haar tas gedaan had. Wel een gymbroek en shirt, maar geen schoenen bijvoorbeeld. Na vijf minuten kwam ze beneden en stopte kalm één gymschoen in de tas. Waarschijnlijk hoopte ze dat ik het niet goed zag of het er bij zou laten zitten. Na nog eens vijf minuten vond ze de andere. Ondertussen had ik die tas maar eens helemaal doorzocht om de boel te controleren en toen kwam ik erachter dat ze hem de hele meivakantie niet leeggehaald had. Het pakje brood dat ze die laatste dag niet gegeten had, was veranderd in een spannend groen scheikundeproject.
“Ja, ” zei ze schouderophalend “ik vond al dat mijn tas zo plantachtig rook.”
Bedankjes en enthousiasme is er ook niet echt meer bij trouwens. Dat dossier werd zwijgend aangepakt en toen ben ik maar zwijgend weggelopen (die driftige reacties slijten er wel uit in de loop der jaren). En men vind het ook maar niets dat ik die tas controleer. Andere kinderen bewaren al hun boeken in een kluisje op school. Dat vinden ze gemakkelijker, heb je altijd alles bij je. Ik vind dat raar, want dan kun je dus geen huiswerk maken omdat je je boeken op school hebt liggen (dat is dus ook een standaardsmoes). Voor diezelfde dochter zou dat trouwens toch niet werken, want toen ik vanochtend de vuile was uit haar kamer verzamelde (laat ik daar maar niet over beginnen), vond ik daartussen haar kluissleutel. Dat gebeurt ook wekelijks. En je kunt maar beter af en toe een boek vergeten, dan alles op school hebben, maar nergens bij kunnen. Vind ik.
Maar daar lig ik dus wel eens van wakker, ‘s nachts. Vraag ik me af hoe dat allemaal moet, later als ze voor zichzelf moeten zorgen. En vraag ik me af of ik de dingen dan toch anders had moeten doen vroeger.
Misschien waren de dochters wel minder slordig geweest als ik het vroeger niet goed had gevonden dat ze al het speelgoed over de vloer verspreidden.
Maar dan bedenk ik meestal nog wel meer. Dat ze alledrie ook heel goed in staat zijn om die puinhoop, waar ze zich blijkbaar in thuis voelen, weer op te ruimen. Dat ze alledrie een goed ontwikkelde fantasie hebben. Dat ze alledrie, ook de jongste met haar dyslexie en haar leerproblemen, graag lezen en ook zelf verhalen schrijven.
Misschien waren de dochters wel minder emotioneel en gestressd als ik kalmer en gelijkmatiger was geweest. Ik legde altijd wel uit waarom ik boos was, of een beetje heftig reageerde, maar ik had misschien gewoon veel meer zelfbeheersing op moeten brengen.
Maar dan bedenk ik dat mijn dochters door de meeste mensen worden beschouwd als lief, rustig en goed opgevoed. Dat ze alledrie hun emoties goed kunnen verwoorden. Dat ze elkaar en mij heel goed kunnen opvangen, als dat nodig is. En dat ze in echte noodsituaties heel kalm blijven (“toen heb ik net zo als jij gewiebeld met die knie en toen schoot de knieschijf weer terug”).
En als ik dan zo lig te denken, klaar wakker, midden in de nacht, dan bedenk ik ineens ook van die kleine dingen. Dingen zoals ik ze me maar vaag herinner van vroeger en waar ik tranen van in mijn ogen krijg als een ander ze beschrijft van haar nog kleine kinderen. Maar dan van diezelfde lastige puberdochters en heel recent.
Hoe een dochter na het lezen van mijn boek zei: “Ik heb een nieuwe favoriete schrijfster en dat ben jij.” Hoe ze met zorg een door mij gemaakt tasje uit kiezen voor speciale gelegenheden en er nog in het openbaar trots op zijn dat die door hun moeder gemaakt zijn ook. Hoe ze in volmaakte harmonie tien(!) theemokken voor me uitzoeken voor moederdag en ze allemaal apart inpakken zodat ik “lekker veel” cadeautjes hebt. Hoe ze soms ineens vragen of ze kunnen helpen (en echt niet expres als ik al bijna klaar bent). Hoe ze nog steeds graag met me gaan winkelen, want “met jou kan ik altijd wel iets leuks vinden”. Hoe ze als ik “auw” roept, bezorgd opkijken, zelfs van hun computer, en vragen: “Gaat het?”
Hoe ze ondanks het vele gekibbel zo’n echte zusterband hebben met z’n drieën. Hoe de één bezorgd opbelt in de pauze om te vragen waar de ander is (ze zitten op dezelfde school, maar hebben andere roosters, dus ze wist nog niet dat Es ziek thuis gebleven was). Hoe een dochter bij navraag niet kon bedenken of haar zusje iets mankeerde (ja dus, oogafwijking, dyslexie, concentratieproblemen), want “voor mij is ze gewoon mijn zusje”. Hoe jongste soms ineens bij me komt zitten en zegt dat ze zich zorgen maakt om één van haar zussen omdat die zo chagrijnig tegen haar is .
Hoe ze af en toe (liefst als je met een blad vol kopjes in de keuken staat of als je midden in een moeilijke zin in een artikel zit) hun armen om me heen slaan en zeggen: “Je bent lief.”
Zo. Dat is nog best een hele lijst geworden. En als over tien jaar Amanda weer zo prachtig beschrijft hoe leuk en lief en geweldig haar pubers zijn, heb ik mijn herinneringen aan deze tijd tenminste ook zwart op wit staan!
Moederschap
Categorie: Persoonlijk