Ons leven is zelden rustig. Dat hoort erbij met een bedrijf aan huis, schrijfwerk en een berg hobby’s. En drie pubers niet te vergeten. Nee, een beetje chaos hoort erbij.
Maar er zijn van die dagen waarop de chaos zo compleet is, dat het zelfs ons verbaasd.
Vorige week hadden wij zo’n dag.
Het begon eigenlijk de avond ervoor. De man van de oprit kwam even langs.
Die zou vrijdag en zaterdag de puinhoop waarop wij onze auto’s en fietsen parkeerden komen rechttrekken. Wij moesten nog wel donderdagmiddag even de aanhanger gaan legen bij de stort. Dat leek namelijk een geweldig idee, die aanhanger zo neerzetten dat je al het afval er zó in kon gooien. En dan hoefde je hem alleen maar even achter de auto te hangen en was de boel weer opgeruimd. In het tijdperk voor de aanhanger, stapelden wij namelijk de rommel gewoon op in een hoekje, tot we eindelijk tijd en puf hadden om een aanhanger te huren.
In de praktijk blijken wij gewoon sloddervossen te zijn. Want het klusafval (nee, geen huishoudelijk afval, zo vies zijn we nu ook weer niet) bleef gewoon in de aanhanger liggen. Maandenlang.
Maar goed, nu moest dat ding aan de kant en zouden wij het weg gaan brengen. Op donderdagmiddag, want in ons dorp is de stort maar drie dagdelen open. Dinsdagmiddag, zaterdagochtend en donderdagmiddag. Geen probleem, want vrijdag zouden ze pas komen.
Niet dus, want dat kwam de man van de oprit vertellen. Dat ze donderdagochtend om acht uur zouden beginnen. Kon die man niets aan doen overigens, die had zaterdag een begrafenis en was juist zeer klantvriendelijk aan het zorgen dat de boel toch op tijd klaar zou zijn. Maar wij zaten dus nog met een volle aanhanger.
Die hebben we donderdagochtend dus maar even op de dijk gezet, net als onze auto’s. Dat vind het sluipverkeer niet fijn, want dan moeten ze afremmen en eromheen sturen enzo, maar dan heeft het sluipverkeer dus gewoon pech. We zaten ook met die fietsen, die kunnen niet op straat, want dan zijn ze zo verdwenen. En in de achtertuin ging wel, maar dan konden ze er niet meer uit, omdat het smalle paadje ernaartoe open moest voor een afvoerpijp.
Het kwam goed uit dat het toch al wegbrengweer was. Ik reed met mijn autootje vol pubers naar de school en weer terug. Echtgenoots veel grotere auto stond immers met de aanhanger erachter op de dijk. Ik was amper thuis toen echtgenoot in mijn auto sprong om een klant te helpen met een accuut probleem. Dat duurde niet lang en hij was op tijd thuis, zodat ik een dochter die een kort dagje had, kon gaan halen. Wel bleek dat mijn benzine bijna op was. Zo bijna op, dat ik betwijfelde of ik het wel zou halen om weer thuis te komen vanaf de school. Dus besloot ik even te tanken bij het tankstation daar vlakbij. Ik gooide mijn tank vol en kwam er toen achter dat mijn portemonnee nog thuis lag. Dochter had wel een portemonnee, maar niet genoeg saldo om mij voor te schieten. Probleem dus. Ik ging het eerlijk vertellen en er werd een formuliertje ingevuld waarop stond dat ik het binnen vier uur moest komen betalen. Of ik legitimatie bij me had.
Nee, want die zit ook in mijn portemonnee. Maar blijkbaar heb ik een eerlijk gezicht, ik mocht gaan zonder iets in te leveren.
Eenmaal thuis schoof ik toch tamelijk opgewekt weer achter mijn computer. Die was ook lastig, want de barst in de klep is nu een heuse breuk geworden, bij het scharnier. De klep kan dus niet meer dicht. Hij blijft wel openstaan, maar dan moet er iets om het gebroken scharnier geklemd worden. Ik schoof dus een knijper op de rand van het beeldscherm en ging aan het werk. Maar ineens besefte ik dat we helemaal vergeten waren dat we nog naar de stort moesten. Er was nog tijd, dus we renden naar de auto om het dan maar direct te gaan regelen. Maar de auto wilde niet starten. De accu bleek niet best te zijn en een halve dag met gevarenlicht op de dijk staan was genoeg om hem leeg te trekken. Echt leeg, want de deuren gingen niet eens meer normaal open. Dan maar proberen te starten met mijn auto. Alleen jammer dat we geen startkabels hadden. Niet in de schuur, niet in de camper en niet in de beide andere auto’s. Die moesten we dus nog even gaan kopen. En toen duurde het even voor mijn minimotortje genoeg vermogen geleverd had om de grote bak van mijn echtgenoot te starten. Maar het lukte. En er was nog steeds tijd, dus reden we in vliegende haast naar de stort. Twee keer zelfs, want er lag ook nog een stapel hout die we ooit nog zouden gaan gebruiken. Maar blijkbaar was echtgenoot het net zo zat als ik, want hij besloot terplekke dat het naar de stort mocht. Waar een medewerker een deel van de door ons afgedankte platen hout wel wilde hebben om ergens een dak van een schuur mee te verstevigen. De rotte randen zou hij er wel afzagen. Wij vonden dat prima, zo kwam het tenminste nog een beetje goed terecht. Ik zou bijna zeggen dat je je toch gaat hechten aan dat spul, als het een jaar tegen je schutting staat, maar dat zou ik liegen.
We hadden ook nog een oude brievenbus, zo’n groene. We hadden geen idee of je die ergens moet inleveren omdat het eigendom van de post is ofzoiets, dus we hadden hem meegenomen naar de stort om het daar te vragen.
Het blijkt dat die dingen wel uitgedeeld zijn door de post, maar gewoon weg mogen. Maar als hij nog goed was, wist de man van de stort nog wel iemand die er kort geleden om gevraagd had.
Die iemand was onze buurman van twee huizen verderop, die het ook wel een grappig toeval vond. “Je zoekt het ver en je vind het kortbij” zei hij, in niet helemaal correct, maar wel duidelijk nederlands.
De brievenbus gaf meteen een mooie aanleiding om te vragen of onze auto’s en de kar een paar dagen op het erf van zijn boerderij mochten staan. Want ‘s avonds rijden ze hard op de dijk en zonder licht (want anders weer een lege accu) konden we natuurlijk botsingen verwachten. En boetes ook, trouwens. Het mocht. Dat was dan ook weer fijn voor het sluipverkeer, helaas.
De dag leek nu eindelijk rustiger te worden, ik betaalde mijn benzineschuld, we aten wat en we begrepen volkomen dat de beloofde tweede ploeg van de opritman niet kwam, want het was behoorlijk slecht weer.
Maar om acht uur werd het ineens weer druk bij ons huis. Er werden grote lampen aangesloten en twee sterke mannen begonnen te graven voor afvoer en drainage. Echtgenoot ging een praatje maken tijdens een rookpauze en ik bracht koffie. Allemaal erg gezellig en het werk vlotte goed. Tegen tienen waren ze klaar. Echtgenoot maakte nog een praatje en toen zag hij ineens uit zijn ooghoeken iets zwartwits naar buiten wandelen. Onze binnenkat, die nooit belangstelling getoond heeft voor de buitendeur, vond het tijd worden om ook eens te kijken wat ze daar nu eigenlijk aan het uitspoken waren. Voor echtgenoot het echt doorhad, verdween hij onder de camper. Even een korte uitleg aan de opritmannen –er zijn al drie katten doodgereden hier- en we hadden hulp bij het vangen. Wat nog niet gemakkelijk was, want hij mocht dus onder geen beding de straat op rennen, maar ook niet de achtertuin in. Want als hij het open veld achter onze tuin bereikt, pak je hem natuurlijk nooit meer. Gelukkig was er eentje zo slim de buitendeur wijd open te zetten. Want Beest liet zich onder de camper vandaan jagen en rende gauw naar binnen, waar hij in de vensterbank de buitenboel verder ging zitten bekijken.
Nu zijn we dus extra voorzichtig met de buitendeur en vraagt er iedere keer een dochter angstig: “Waar is Beest?” Alsof deze vrij bejaarde kater net als het piepjonge Spookje twee jaar geleden voortdurend zou ontsnappen en watervlug door de kleinste kier zou glippen. Welnee, Beest pakt dat heel anders aan. Die heeft een paar dagen verontwaardigd staan schreeuwen bij die deur. Want die moesten wij open doen, zodat hij weer even buiten kan kijken. En dat doen wij dus niet (drie katten in twee jaar!). Terwijl de opritmannen nog anderhalve dag hard werkten, moesten we dus extra goed opletten of die deur wel dicht was.
De oprit is nu klaar. Het ziet er perfect uit. De auto’s passen nu naast elkaar, we hoeven dus niet meer moeilijk te doen met omwisselen als net de verkeerde voor staat. Echtgenoot heeft het lastige plekje, langs het hek. Ik hoef alleen maar recht achteruit te rijden en dan zo strak mogelijk naast hem parkeren. Dat gaat best.
Meestal in ieder geval, maar dat verhaal hoort dan weer bij een ander schrijfsel over een andere chaotische dag.
Oprit
Categorie: Persoonlijk