In het kader van “maandag heb ik rijexamen en dan wil ik uitgerust zijn”, had ik bedacht dat ik een rustig weekend zou hebben. Maar vrijdag sjouwde ik met zand en zaterdag sjouwde ik met grind. Toen was de carport af en had ik een rustige zondag kunnen houden. Maar ik ben nogal geobsedeerd door het rijgedoe, dus vond echtgenoot het beter om mij een beetje af te leiden. Via zijn werk had hij vrijkaartjes voor de modevakbeurs in Düsseldorf. Eigenlijk zouden we daar dinsdag heen gaan, maar dan hoef ik natuurlijk niet meer afgeleid te worden. Dus stapten we vanochtend om kwart voor acht in de auto en reden richting Duitsland.
Om half tien dronken we koffie in een duitse Raststatte. Daar verbaasde ik me over een bordje waarop “Frauenparkplatz” stond. Dat sprak tot mijn verbeelding. Moet men daar zijn vrouwen parkeren? Mogen die niet naar binnen? Maar ik en vele andere vrouwen waren al binnen, dus dat was het niet. Ik kwam tot de conclusie dat het speciale parkeerplaatsen zetten, waar vrouwen hun auto’s neer mogen zetten. Maar ik zag geen verschil met de andere parkeerplaatsen. Ze waren niet breder en ook niet gemakkelijker om in te rijden of voorzien van spiegeltjes waarin je gemakkelijker kunt zien of je eventueel iets gaat raken. Niet dat ik dat nodig heb, ik kan juist heel goed in een vak parkeren. Maar alleen tussen twee auto’s in, gek genoeg maak ik er een zootje van als er maar een staat. Niet genoeg referentiepunten denk ik.
O ja, ik zou afgeleid zijn van mijn rij-examen. Maar dit kwam door die Frauenparkplatz. Na een tijdje nadenken realiseerde ik me dat ik veel te moeilijk zat te denken. Het feit dat ik dat bordje kon zien, was namelijk ook de oplossing. Deze parkeerplaatsen lagen dicht bij de deur, waren zichbaar vanuit het restaurant en goed verlicht. Vooral veilig voor dames die in het donker een hapje komen eten dus.
Na dit intermezzo was het nog maar een klein stukje rijden naar de Messe. En daarna nog een klein stukje met de bus van de parkeerplaats naar de hallen waar we zijn moesten. Het was wel fijn dat we dat stuk niet hoefden te lopen, want binnen was er meer dan genoeg te lopen. We hebben dan ook lang niet alle stands gezien, zijn niet eens in alle hallen geweest. Het was gewoon te veel. Bovendien hoorden wij daar natuurlijk eigenlijk helemaal niet thuis. Wij hebben geen winkel, zijn geen inkopers en behoorden ook niet tot de pers. Hoewel ik er nu wel een stukje over schrijf. Misschien had dat ook wel meegeteld.
We zagen heel erg veel kleren. Ik zou willen dat ik nu enthousiast kon schrijven wat er straks in de mode komt. Zo van: de rokken worden ultrakort en we gaan vooral stippen en ruitjes in geel en paars zien. Want we spreken hier over de kleding die in het najaar pas in de winkels hangt. Maar zo werkt dat tegenwoordig niet meer. Of misschien vroeger ook niet, maar dat beeld is natuurlijk vertekent doordat ik alleen van die terugblikken ken waarin per decennium verteld wordt wat er veranderde. En dan zie je het natuurlijk wel duidelijker.
Maar ik zag vooral veel variaties op de thema’s die er al zijn. Voor ieder wat wils. Voor mij ook aardig wat wils. Niet dat ik er nu hebberig van werd. Nee, echt niet, zelfs geen klein beetje. Ik heb nu een andere tic. Ik denk steeds dat ik het zelf wel kan maken. Aangezien mijn score op dat gebied nog bijzonder laag is (voor mezelf kom ik niet verder dan 1 blouse en 1 rok in al die jaren) zal dat nog wel tegenvallen denk ik. Maar het is wel een goedkope afwijking.
Ik zag ook erg veel hoedjes. Maar dat kan ook komen omdat we op de afdeling accessoires rondgekeken hebben. Er waren ook veel kramen met riemen, sjaals en tassen, maar mijn antenne stond op de hoedjes ingesteld, blijkbaar. Ik vind hoedjes namelijk leuk, maar ben een halve eeuw te laat geboren. Want tegenwoordig draagt men ze niet vaak meer. Ik heb wel een hoedenhoofd, de meeste staan me wel aardig. Ik ben benieuwd of het nu weer in de mode komt.
Verder waren er kramen vol glimmertjes. Bergen sieraden, echt letterlijk bergen. En er was een hal waar je ze ook daadwerkelijk kon kopen. Daar was het erg druk.
We zochten het bedrijf waar echtgenoot werkt op en ik maakte kennis met al die dames waar hij het regelmatig over heeft. Nu ken ik de gezichten bij de namen. Of in ieder geval ken ik nu gezichten, want ik ben niet zo goed in het onthouden welke namen daar dan weer bij horen.
En toen hadden we het wel zo’n beetje gezien. Na verloop van tijd zag ik door de bomen het bos niet meer. Of door de lapjes de kleding niet meer. Ik dacht alleen maar: “O, nog een rok. Goh, een broek. En ook nog een jasje. Nou, nou.”
Toen was het dus tijd om naar huis te gaan. Maar het was nog vroeg. We dachten in Düsseldorf nog een hapje te gaan eten en een beetje rond te kijken, maar toen we het parkeerterrein afreden, konden we heel Düsseldorf niet vinden. Leuk was dat, het leek wel of we op vakantie waren, dan gebeurt dat ook altijd. We gingen wel richting Nederland, dat viel dan weer mee. Maar het schijnt dat alle wegen daar richting Nederland gaan (zegt echtgenoot, die naast mij zit mee te lezen of ik geen foute dingen schrijf). We besloten deze keer over Nijmegen te gaan.
Van Nijmegen weet ik niet veel, behalve dan dat het de oudste stad van Nederland is en dat er een internetkennis van mij woont. En die is nogal dol op haar stad. Dus zei ik: “Ik ben daar nog nooit geweest.” En echtgenoot was er ook nog nooit geweest. Daar moesten we maar eens wat aan doen, vonden we en we besloten nog even in Nijmegen te gaan kijken.
Onder het welkomstbord hing een bordje met daarop “City of Health”. Dat stond daar zomaar alsof het een heel bekend gegeven was. Ik had er nog nooit over gehoord, maar ik wist dan ook niet veel over Nijmegen. Ik concludeerde dat men in Nijmegen erg gezond moest zijn. Maar we aten er toch een erg ongezond patatje. Of was het stiekem een gezond patatje? Echt Nijmeegs? Dat kan best, al zou het dan natuurlijk wel fijn zijn als Nijmegen het geheim daarvan met de andere nederlandse steden zou delen. Want die willen ook wel gezonde patat.
Of zou Nijmegen zelf zo gezond zijn. Dat je je direct fit en gezond voelt als je binnen de stadsgrenzen komt. Maar dan hielp het op ruggen en spieren, blijkbaar, want daaraan bleef ik gewoon voelen dat ik zand en grind gesjouwd en over een beurs gelopen had..
En mijn hoofdpijn verdween er ook niet. Nou ja, uiteindelijk wel, maar daar had ik toch eerst pijnstillers voor nodig.
We parkeerden ergens op een dak en verbaasden ons over de parkeerprijs: € 2,20 per uur. In Rotterdam betaal je dat per 20 minuten.
Door enorm drukke winkelstraten zijn we naar de Waalkade gelopen. Dat voelden we ook in de ruggen en spieren, maar het was het wel waard. Mooie rivier, die Waal. Ik vond het jammer dat ik geen camera bij me had, want die bruggen lagen er zo mooi bij in de zon.
Vanaf de Waalkade moet je behoorlijk omhoog als je terug wilt naar de parkeergarage en toen vonden we het welletjes. We reden nog even, ook heel vakantie-achtig, een chaotisch rondje op die grote rotonde zonder wegmarkeringen en de stoplichten verkeerd om (ik denk dat mensen die bekend zijn in Nijmegen wel weten welke ik bedoel). Maar toen was er ineens een bordje Rotterdam en de juiste snelweg naar huis. Ik deed een paar hazeslaapjes en zat tussendoor mee te rijden met echtgenoot. Ik ben zo getraind in het kijken dat ik het ook doe vanaf de bijrijdersstoel. Als ik niet slaap dan.
Echtgenoot werd ook slaperig, want het was een lange dag geweest, maar gelukkig waren we toen bijna thuis. We haalden de kinderen op en aten een hamburger.
En dat was het einde van de niet-aan-rijexamen-denken-dag. Het was een leuke dag. En ik heb er bijna niet aan gedacht. Niet echt veel. Niet voortdurend in ieder geval. Ik heb er een paar minuten helemaal niet aangedacht. En daar ging het tenslotte om.
Afleiding
Categorie: Persoonlijk