Als je naar de blogjes kijkt die ik de afgelopen weken plaatste, zou je bijna denken dat ik iedere dag heel druk bezig ben. Ben ik ook wel, maar helaas zit een groot deel van die activiteit in mijn hoofd. Schrijven vergt veel tijd en energie, zeker met een manuscript dat niet lekker loopt, maar daar krijg je allesbehalve een goede conditie van. Dat was me bekend, maar ik merkte pas hoe erg het was toen ik mezelf gisteren ineens hijgend en puffend en met pijnlijke spieren op een fiets terugvond.
Ik weet het, ik moet me schamen. Ik ben een echte Nederlander, maar ik fiets nooit. Sterker nog, toen de fiets die stamde uit de tijd voor mijn rijbewijs het opgaf, heb ik geen nieuwe meer gekocht. Overigens is dat nog niet zo heel lang geleden, ik heb mijn rijbewijs pas zes jaar. Maar in die zes jaar is mijn conditie dramatisch achteruit gegaan.
In 2007 hadden we nog allemaal een fiets… (en een ondernemend klein katje, maar dat is een heel ander verhaal) |
Wat ik op die fiets deed? Dat was dus niet vrijwillig. Ik moest wel. Mijn auto was in de garage en ik moest terug naar huis. Normaal gesproken haalt echtgenoot me dan op. Maar echtgenoot zat een paar honderd kilometer verderop voor zaken. En mijn auto moest onverwacht en dringend gerepareerd worden. Er was namelijk de avond ervoor een onderdeel afgebroken.
Dinsdagavond besloot ik een keertje te spijbelen van mijn kookplichten, de andijvie in de koelkast te laten liggen en patat te gaan halen. Met een tas vol eten wilde ik bij de snackbar wegrijden, toen ik iets vreemds hoorde. Ik reed terug naar voren, zette de radio uit en probeerde het nog eens, eigenlijk in de veronderstelling dat het niets zou zijn. Ik denk wel vaker rare dingen te horen, namelijk. Maar dit was echt. Een raar geschraap. Dus stapte ik uit en keek achter de auto. Daar lag niets. Dan maar op mijn knieën en onder de auto kijken. Oh, juist. Zelfs een totaal atechnisch iemand als ik kon zien dat dat niet klopte. Er hing iets heel erg los.
Ik belde de dochters dat ze naar me toe moesten komen, zodat ze de patat konden komen opeten voor het echt koud zou zijn en om me een telefoon met volle batterij te brengen, want natuurlijk was de mijne bijna leeg. Daarna belde ik de ANWB, die beloofde zo snel mogelijk iemand te sturen.
We aten de lauwe patat en keken vol verwachten naar iedere gele auto die de boulevard opreed. Na drie kwartier zagen we het juiste gele busje in onze richting komen.
En toen was het eigenlijk heel snel geregeld. De vriendelijke wegenwacht stelde zich voor en vroeg wat er scheelde. Dat was eenvoudig uit te leggen en gelukkig ook eenvoudig op te lossen. Er bleek nog meer eenvoudig te zijn, want ik dacht dat mijn auto opgekrikt moest worden om erbij te kunnen. Dat is best zwaar werk, zelfs met zo’n klein autootje als het mijne. De wegenwacht haalde echter twee rubberen blokken en een soort opblaaskussen uit zijn auto, sloot er een compressor op aan en pompte mijn auto moeiteloos omhoog. Vervolgens pakte hij een matje en legde dat op de grond. “Ik zal het me even geriefelijk maken, voor zover dat mogelijk is”, verduidelijkte hij en ging aan de gang met een pijpje dat op ingenieuze wijze het afgebroken deel weer (tijdelijk) verbond aan de rest.
Pas toen ik wegreed realiseerde ik me dat mijn redder in nood zich had voorgesteld als Gijsbert Pronk en drong het tot me door wie hij was. Als ik niet uitkijk sta ik straks met patat en al in een column in de Kampioen. Met zo’n nuchter advies erbij: “Je kunt beter gewoon andijvie koken, want anders word je voor straf met je neus op de feiten van je slechte conditie gedrukt.”
Want zo voelde het wel. Ik had natuurlijk gewoon autopech. Dat had op ieder moment en op iedere plaats kunnen gebeuren. Maar als ik die avond niet had willen spijbelen van ons normaal zo gezonde menu (echt waar, we eten zelden patat!) had ik vrolijk verder geleefd zonder te weten dat ik een stukje van drie kilometer niet meer moeiteloos kan fietsen.
Misschien is het een signaal dat ik daar toch eens iets aan moet gaan doen…
(Tijdens het schrijven van dit stukje bedacht ik me dat ik een dergelijk relaas over schrijven en een slechte conditie al eerder gelezen had. Die twee dingen gaan blijkbaar vaak samen.
Collegaschrijfster Wilma Hollander is bezig met een serie gastblogs over haar poging om fit en energiek ouder te worden)
Tja… Voorlopig durf ik in ieder geval niet meer. Wie weet wat er dan weer afbreekt… 😉
Haha, leuk avontuur.
Ga je een keer patat kopen en dan krijg je dit….
En er is dan natuurlijk niemand die écht gelooft dat jullie bijna nooit patat eten 😉
80 kilometer? Dat is me nog nooit gelukt. Maar even op en neer naar het dorp ging gemakkelijk. Sterker nog, even naar de stad (15 km) ging ook. Maar sinds die auto… Dat komt trouwens ook doordat het tijd scheelt. Boodschappen doe ik allemaal tegelijk, in plaats van iedere dag een beetje. En ik werk thuis, dus de keuze tussen fiets en auto hoef ik daarvoor nooit te maken. Ik heb zelfs geen fiets meer.
Maar ik wil wel echt weer wat meer bewegen, dus ik ga er wat op verzinnen!
Ohhh das erg he?? Die conditie, die komt en gaat 😉
Vorig jaar fietste ik met gemak 80 km, (nou nee, niet echt met gemak, maar het lukte me!!) en nu zit ik ook als een slak op de fiets 😉
Het enige voordeel, het gaat snel dus als je nu elke dag een stukje verder fietst en de auto even laat staan 🙂 kom je weer een heel eind!!! Letterlijk en figuurlijk 😉
Succes meis, en jammer van de patat, dies alleen maar lekker alsie heet is 😉 hahahahaha, ik eet het ook zelden maar zo heel af en toe is het wel superlekker 😉
Rechtstreeks gestuurd heb ik het niet, maar ik heb ze wel op alle social media getagd toen ik dit stukje linkte 😉
En ja, ik weet al een tijdje dat ik meer moet bewegen, maar het valt niet mee om het ook echt te gaan doen.
Stuur maar naar de ANWB, dan hoeft Gijsbert dit keer niet zelf zijn stukje te schrijven. En ja, bewegen blijft noodzakelijk. Ik heb gisteravond gespijbeld, maar normaal gesproken ga ik drie keer in de week naar de sportschool. Echt hard nodig om de ouder wordende spieren te blijven bewegen.