Mijn hoofd is net een kermisattractie. Nee, dat kun je niet van buitenaf zien (gelukkig niet, dat moest er nog bijkomen). Maar van binnen is het net die kraam met botsautootjes. En dan niet midden op de dag, als vaders voorzichtig met hun allerjongste proberen botsingen te vermijden. Nee, meer zoals aan het eind van de avond als je nog geen centimeter kunt rijden zonder keihard geraakt te worden door mensen die – toegegeven, vrij logisch – het concept botsautootjes heel letterlijk nemen.
In mijn hoofd zijn het geen autootjes die botsen. Het zijn talen. Dat deden ze altijd al. Ik lees en schrijf Nederlands en Engels door elkaar en dat is weleens lastig. Als de ene taal in de voorgrond staat, kan ik me minder goed uitdrukken in de andere taal. En snel schakelen is niet altijd mogelijk. Maar goed, dat gaat al jaren goed, dus die botsingen was ik gewend. Maar nu probeer ik ook nog eens papiamentu te leren en daardoor botst het de hele dag door.
Papiamentu is geen gemakkelijke taal om te leren. Het is dan ook een taal die is samengesteld uit Afrikaanse talen en Portugees, gecombineerd met woorden uit het Spaans, Nederlands en Engels. En er schijnt ook nog een stukje restant van de oorspronkelijke bewoners van Midden-Amerika in te zitten (de Nederlandse Wikipedia heeft een uitgebreid stuk over de nog steeds niet helemaal duidelijke oorsprong van de taal).
Vooral die Nederlandse en Engelse woorden doen me de das om, want dan schakel ik dus terug naar één van die talen. Als ik beweer dat ik een sèntwich heb gegeten voor lùnch, wordt het bij mij een rommeltje in mijn hoofd, zeker als je daarbij een kòpi kòfi o te drinkt. Maar verder lijkt het dan weer totaal niet op Nederlands. Mi ta yama Geertrude. Kon ta bai? (Ik heet Geertrude. Hoe gaat het met u?)
Mi ke purba papia papiamentu (ik wil proberen papiaments te spreken) ma è ta difísil (maar het is moeilijk). Ik weet eigenlijk niet eens of dat laatste goed is, want bij “ma” botst het alweer. Dat klinkt te Nederlands.
Onze bovenbuurvrouw is lerares en probeert ons te helpen. Zij begroet ons dus standaard in het Papiaments. Maar meestal komt ze langslopen als we hard aan het werk zijn. En dan zeggen we automatisch “Goedemiddag” in plaats van “Bon tardi”. Tja. Het zal wel wennen.
Ooit hoop ik zo goed te zijn in de taal dat ik een gesprek kan voeren. En in ieder geval zo goed dat ik kan verstaan hoeveel ik moet afrekenen in de supermarkt, in plaats van stiekem op het schermpje van de kassa (dat lang niet altijd goed leesbaar is) te turen of maar gewoon honderd gulden te geven in de hoop dat dat genoeg is.
Onze buurman links komt uit Columbia en zijn vrouw uit Venezuela. Met hen kan ik dus ook niet echt communiceren, want ik ken maar een paar woordjes Spaans en verder spreken ze alleen maar Papiamentu. We zeggen bon dia, bon tardi en bon nochi als we elkaar zien en daar blijft het bij.
Onze huisbaas is Italiaans. We communiceren in het Engels en dat gaat goed, maar zijn Spaans is beter. In zijn eigen taal kan ik alleen maar zeggen dat de lift het niet doet, want dat is het enige dat is blijven hangen van een paar weken Italiaanse les op de middelbare school. Onze bovenburen (de lerares en haar zoon) zijn Surinaams. Dat is een voordeel, want zij spreken dus Nederlands, hoewel de zoon al zo lang hier woont dat zijn Papiamentu beter is. De buren aan de andere kant zijn Curaçaos, maar spreken wel behoorlijk goed Nederlands. Met hen kan ik in ieder geval een beetje normaal praten, maar je merkt toch dat er af en toe iets niet helemaal overkomt als wij te snel en te uitgebreid in het Nederlands staan te kletsen.
Mi ke siña papiamentu. Ik wil papiaments leren. Echt.
Ik wou alleen dat het niet zo botste in mijn hoofd. Maar ik zou niet weten hoe ik dat in het papiaments moet zeggen…
Ja, lastig is dat. Je zou een knop in je hoofd moeten hebben…
Ha, ik heb het al als ik basiszorg in twee gezinnetjes geef, waarvan er in een gezinnetje alleen Engels gesproken word.
In het volgende gezinnetje vergis ik me dan regelmatig en sta ineens( een soort van) Engels te kakelen.