Ik zit in mijn auto, terwijl de ruiten langzaam beslaan omdat ik heel milieubewust de motor – en dus de verwarming – heb afgezet. De regen tikt op de ruiten en ik werp af en toe een blik tussen de druppels door naar buiten. Ik wacht op mijn dochter die eigenlijk om half drie uit was, toen om één uur en nu misschien toch nog les heeft van half drie tot vier. Ondertussen krabbel ik wat losse zinnen in een versleten notitieboekje, in de hoop een pakkende inleiding op dit eerste blog over schrijven te vinden. Dit is vast niet het beeld dat het woord “schrijfster” bij de gemiddelde nederlander oproept. Bij mij ook niet. Het woord roept bij mij een beeld op van een rustige werkkamer met mooie oude meubels. Een ouderwetse typemachine, een vaas verse bloemen en een paar foto’s in stijlvolle lijstjes. Een comfortabel stoeltje met mooie bekleding achter een ouderwets bureautje. En daar zit ik dan. Geïnspireerd te schrijven. In alle rust.
Tja… De werkelijkheid is anders. Ik schrijf tussen de bedrijven door. Ik doe de boodschappen, draai een was, sop de badkamer, geef de kat eten en de kinderen aandacht. Als ik even rust heb, zit ik met mijn laptop op schoot op onze versleten plofbank. En dan schrijf ik. Te midden van de chaos.
De komende weken zal ik hier vertellen over mezelf als schrijfster. Ik zal mijn best doen het huishouden, de kinderen en de kat buiten beschouwing te laten, hoewel die nu eenmaal onlosmakelijk verweven zijn met mijn leven en dus ook met mijn schrijven.
Het eindpunt is er: mijn roman “Huis vol verleden” ligt vanaf 11 maart in de winkels. Maar ik zal beginnen bij het begin en proberen te vertellen hoe het zover gekomen is. Dat is veel interessanter voor andere schrijvende dromers en dromende schrijvers. De schaamteloze promotie van mijn boek verwerk ik wel tussen de regels door.
Ik geloof niet dat ik als kind bedacht had dat ik schrijfster wilde worden. Ik zag mezelf als prima ballerina, bekende zangeres, eigenaar van een manege of als journaliste. Dat laatste lijkt erop, maar ik kan me niet herinneren dat ik ooit een boek heb willen schrijven. Toch schreef ik wel. Vrij veel zelfs.
Ik weet niet wanneer ik daarmee begon, maar ik denk zodra ik het kon. Ik schreef verhaaltjes die gebaseerd waren op de boeken die ik las. Omdat het eind me niet beviel, of omdat ik het zo jammer vond dat ik het uit had.
In mijn puberteit schreef ik vooral veel gedichten, maar die liet ik bijna nooit aan iemand lezen en ik heb ze allemaal weggegooid. Ook schreef ik verhaaltjes met mezelf in de hoofdrol. Met mezelf zoals ik zou willen zijn, dan. Mooi, populair, geliefd. Dat luchtte op en dan gooide ik ze weg. Over bewaren, bewerken en publiceren dacht ik nooit na.
Mijn eerste pogingen op dat gebied kwamen pas jaren later. Ik was getrouwd, had drie jonge kinderen en schreef een paar korte verhalen op de computer van mijn man. Ik las hoe Asimov en Maria Oomkens (ja, ik heb een brede smaak) hun carrière begonnen waren, volgde hun voorbeeld en stuurde mijn verhalen naar tijdschriften. Ik kreeg ze met een vriendelijk briefje terug. Het ging niet om de kwaliteit, maar er was geen markt meer voor korte verhalen.
Teleurgesteld besloot ik dan maar een lang verhaal te schrijven, een boek. En toen het af was, stuurde ik het naar een uitgever. Ik kreeg het terug (“”niet commercieel aantrekkelijk”) en stuurde het naar een andere uitgever. Van hem kreeg ik het ook terug, maar met een lange brief erbij, vol vriendelijke aanwijzingen over dingen die beter of anders konden. En aan het eind van de brief stond: “Blijf vooral schrijven, want je hebt talent!” Dat was in 1999.
Ik rommelde nog wat met andere verhaallijnen, maar we verhuisden, de kinderen groeiden op met de bijbehorende probleempjes en ik ging buitenshuis werken. Ik schreef wel korte stukjes over mijn leven op mijn weblog, maar van echt gaan zitten voor een degelijk stuk fictie kwam het niet meer.
Tot ik in 2006 besefte, dat ik nog steeds dacht aan die brief. Dat ik me nog steeds afvroeg of die uitgever gelijk had. Had ik talent? Kon ik een boek schrijven dat wel gepubliceerd zou worden? Op internet vond ik de site van NaNoWriMo. Een uitdaging om 50.000 woorden te schrijven in één maand. Tellertje op je weblog en een heleboel mensen die tegelijkertijd hetzelfde probeerden. Ik besloot het te doen. Mijn werktitel was: “Nu of Nooit” en dat sloeg niet op het verhaal, maar op mezelf. Het werd nu.
Want wat ik toen schreef, ligt over vier weken in de winkels…
Als ik tips zou moeten geven aan beginnende schrijvers, dan is tip 1: blijf schrijven!
Gastblog op Trouw Schrijf! – Hoe het begint/begon
Categorie: Persoonlijk