Vier maart: Boekpresentatie Wieke Biesheuvel. Het stond al een paar weken in mijn agenda en ik had er echt zin in. Zomaar persoonlijk uitgenodigd worden door iemand die zeer hoog op mijn lijstje Grote Schrijf Voorbeelden staat, was echt een geweldige verrassing.
De dag begon chaotisch. Dus eigenlijk volkomen normaal. Het was alleen jammer dat ik van te voren bedacht had dat ik van iedere minuut wilde gaan genieten. Zo vaak ga ik niet in mijn eentje een hele dag op stap. Ik wilde dus heel rustig de dag beginnen, zonder stress. Dat lukte totdat echtgenoot ontdekte dat hij een dubbele afspraak had gemaakt en eigenlijk een kwartier geleden al weg had moeten gaan. Terwijl hij heen en weer rende voor zijn laptop, telefoon en aanverwanten, liet een dochter een glas kapot vallen.
Ik zag niet hoe het gebeurde, maar een van de andere dochters zei later: “Tja, ik zou dat glas ook hebben laten vallen als ik mijn bord met dat glas erop op één hand liet balanceren en ondertussen de kat ging aaien.”
Ja, ik ook. Het was een goedkoop glas, dus erg was het niet. Alleen hebben goedkope glazen de neiging heel erg te splinteren. Dus moest de stofzuiger er aan te pas komen.
Toen ik meteen de hele huiskamer en de keuken maar even (met de franse slag) gezogen had, was ik niet geheel kalm meer. En ik had ook nog een glassplinter in mijn duim. Dus besloot ik maar weg te gaan voor er nog meer gebeurde.
Omdat ik zelden meer met de trein reis, wist ik niet zeker hoe lang ik erover zou doen om een kaartje te kopen en het juiste perron te vinden. Ik was ook nog nooit op station Nieuwerkerk geweest. Anders had ik wel geweten dat daar maar twee perrons zijn en keurige automaten die ook pinpassen aanneemt (en niet zoals mijn dochters beweerden alleen muntgeld).
Ik was dus zo vroeg dat ik een trein eerder kon nemen dan de trein die eigenlijk ook al een trein eerder was. Of om het duidelijker te zeggen: ik was om tien uur al in Amsterdam, terwijl ik daar om elf uur afgesproken had met een paar dames die ik ken van de Libellewebsite en Hyves.
“Mama heeft een forummeet” lachten de dochters, die dat soort ontmoetingen vaak hebben. Maar als je moeder zoiets doet is het ineens gek.
Ik liep dus om tien uur in het Centraal Station en besloot eerst maar een broodje te kopen. Want ik had wel een bakje yoghurt op, maar ik kreeg al weer trek. En ik wilde de dag niet bederven door lage bloedsuikerklachten. Ik kocht een broodje oude kaas en kreeg daar gratis een klodder mosterd bij. Niet lekker. Maar het vulde wel.
Daarna wandelde ik op mijn gemak in de richting van het hotel waar we elkaar zouden ontmoeten. Toen ik mijn telefoon pakte om te kijken hoe laat het was, zag ik dat Hermien me al gesmst had. Ik had wel zo’n piepje gehoord in de trein en ik dacht nog: “Wat gek, die man tegenover me kijkt niet eens wat voor berichtje hij krijgt.”. Maar het was dus niet tot me doorgedrongen dat het mijn eigen piepje was geweest.
Ik smste terug dat ik er al was en kreeg bericht dat zij ook bijna aankwam. Daarom besloot ik alvast in de serre van het hotel te gaan zitten. Ik vertelde de man bij de ingang dat ik had afgesproken met vier andere dames en dat ik dus graag een grote tafel wilde inpikken. Dat was geen probleem. Ik bestelde alvast een kopje thee en wachtte daarna op het binnendruppelen van de andere dames. Wat de beste man gedacht heeft, weet ik niet, maar hij vroeg keurig aan iedere nieuwe binnenkomer wat ze wilde drinken en serveerde dat even keurig. En ondertussen werd het gekakel steeds erger, Want vijf dames die elkaar half kennen, die kunnen er wat van. Natuurlijk hadden we het over Libelle, en verder over lijnen, schrijven en nog veel meer. Meer dan genoeg gespreksstof.
Na een uurtje besloten we maar eens op te stappen. Op aanraden van Wieke wilden we de Negen Straatjes in de Jordaan bekijken. Hermien had een kaartje uitgeprint en we besloten heel doelgericht de grachten over te steken en dan was “daar ergens de Jordaan en dus ook die straatjes”.
Al kletsend liepen we in een straf tempo (of mijn conditie is gewoon slechter dan die van de rest, wat mij het schaamrood op de kaken brengt, want ik was veruit de jongste en ik hield het slechter vol dan Monica die een knieblessure heeft) over de grachten. Hier en daar wierpen we een blik in een grappige etalage. Doreth zag een ontzettend leuke tas (we hebben expres niet naar de prijs gekeken) en ik constateerde tot mijn spijt dat men wist wat die leuke pastelkleurige kopjes uit de jaren zestig waard waren. Dus kocht ik ze niet, want mijn budget is alleen berekend op gelukkige vondsten.
We babbelden en wandelden en babbelden en wandelden en vonden de Jordaan eigenlijk wel tegenvallen. We zagen geen leuke winkeltjes meer en de geveltjes waren ineens ook minder leuk. We tuurden op het kaartje, maar daar werden we niet wijzer van. Uiteindelijk hield ik een mevrouw met twee zoontjes aan en vroeg of zij wist waar de toeristische straatjes waren. En een eetgelegenheid, want inmiddels waren we allemaal toe aan een lunch. De mevrouw wist het gelukkig. We waren de Jordaan inmiddels bijna helemaal door.
Het oudste jongetje wees naar de overkant van de gracht waar we op uitkeken.
“Daar is het geen Jordaan meer, hier nog wel.”
Gelukkig hoefden we alleen maar rechtsaf en dan de tweede brug links en daar zou het weer echt Jordaan worden. En warempel: na de tweede brug links zagen we ineens weer winkels en uithangborden. En, vooral tot grote vreugde van Doreth, een restaurantje waar we konden lunchen. Ondanks ons gesprek over Sonja en het kies-bewust-label, kozen drie van de vijf dames voor een BLTC-sandwich. Dat is dus bacon, sla, tomaat en kip. Als er bacon op zit, ben ik verkocht. Daarvoor kies ik dan weer bewust. Al had ik daar later op de dag ineens een heel ander gevoel bij. Want je wil er natuurlijk niet opgewezen worden, waar die bacon vandaan komt. Zo jammer dat dat spul niet gewoon aan een boom groeit!
Het smaakte in ieder geval heerlijk. De ham van de andere dames was ook lekker en natuurlijk werd er gezellig gekletst. Er waren geen andere gasten, dus dat kon vrijuit. Al zal het personeel zich wel stiekem afgevraagd hebben wat het verband tussen ons vijven waren. We hadden het over kinderen met het Down-syndroom, over Shanghai, over kinderboeken en romans, over cabaretiers en kinderen en over van alles. Ik probeerde een paar foto’s te maken, maar dat lukte niet erg. En voor ik bedacht had even iemand te vragen om een groepsfoto te maken, stonden we al weer op straat. Ik heb wel één leuke foto van Hermien en Doreth. Kletsend natuurlijk.
We vertrouwden deze keer maar niet op het kaartje en vroegen aan de serveerster waar we de tram naar Artis konden vinden. Dan moesten we naar het Damrak. Ongeveer de zelfde weg terug als we gekomen waren. Toen we weer langs de leuke tas en de dure kopjes liepen, viel ons ineens het straatnaambordje op. Onder de straatnaam (waar ik nu even niet op kan komen) stond: de negen straatjes. We waren dus al kletsend vrolijk de negen straatjes doorgewandeld! Geen wonder dat we ze, toen we er naar op zoek gingen, niet meer konden vinden!
Het tramstation was gemakkelijker te vinden, gelukkig. Toen lijn 9 stopte, vroeg Olga aan de chauffeur of hij naar Artis ging.
“Nee,” antwoordde deze grapjas, “ik moet werken.”
Maar hij kwam er wel langs, zei hij, dus stapten we in. Ook in de tram vielen we op door ons onafgebroken gebabbel. Mensen wierpen ons en elkaar van die verbaasde en lichtelijk geamuseerde blikken toe. Een aardige meneer waarschuwde ons gelukkig dat we bij de halte van Artis waren, want anders waren we al kletsend rustig heel Amsterdam doorgetramd.
Wij vroegen deze aardige meneer ook nog even waar Artis dan precies was en hij was zelfs zo aardig om niet hard te lachen toen hij naar het enorme bord “Welkom in Artis” wees. Oh. Daar dus.
Bij de kassa kregen we te horen dat we in een ander gebouw moesten zijn en bij het andere gebouw waren we een half uur te vroeg. Dus doken we voor de verandering maar een cafeetje in. Waar we koffie en thee bestelden en nog steeds niet zonder gespreksstof zaten.
Even na vieren mochten we de zaal in, waar ik Wieke voor het eerst in levende lijve ontmoette. Dat was ontzettend leuk en helemaal niet zo eng als ik dacht, want ze is in het echt net zo leuk als in haar columns en boeken. We hadden allemaal een cadeautje meegebracht, dus het arme mens moest niet alleen vijf babbelende dames begroeten, maar ook nog eens proberen om vijf pakjes aan te pakken. Op dat moment bedacht ik dat ik geen kaartje of briefje bij mijn cadeautje gedaan had. Heel bijdehand. Het anonieme cadeautje was dus van mij, Wieke…
Omdat Wieke natuurlijk meer gasten had, gingen we op zoek naar andere bekende gezichten. En raakten aan de praat met Merel, die mij kent van mijn vrij schaarse reacties op haar Gesprek van de Dag, terwijl ik haar al jaren ken van haar weblog. Dat blijft een heel rare gewaarwording, maar gezellig was het wel. Ondertussen maakten we ook kennis met Els die ik stiekem ook al jaren ken via haar weblog, maar bij beide dames ben ik een zogenaamde lurker. Ik reageer dus eigenlijk nooit. Dat voelde nu ineens een beetje fout…
Ebru heb ik ook begroet, maar bij haar ging geen lampje branden bij mijn naam. Misschien had ik vorige week toch even moeten vertellen hoe vaak ik mijn beha’s in de was gooi. Maar ik vond dat een beetje een genant onderwerp. Ik maakte ook eindelijk kennis met Xandra en met haar was het groepje Libelle-gesprek-dames compleet. Hermien sloeg aan het filmen en ik sloeg dicht toen ik spontaan iets moest zeggen (sorry Rebecca en Luz!). Toen werd er geroepen dat we een plekje moesten gaan zoeken. In het gangpad liep ik bijna tegen Tineke Beishuizen op. Ik had de neiging om spontaan te zeggen: “Hallo Tineke, wat leuk om je te zien!”, maar bedacht ineens dat zij mij natuurlijk helemaal niet kende, dus klapte ik snel mijn mond weer dicht. Toen ik dat later tegen haar zei, moest ze lachen. Het overkomt haar regelmatig en ze vind het niet erg.
“Het hoort erbij”, zei ze nuchter.
De presentatie begon en ik nam me voor de kunst goed af te kijken. Want volgende week moet ik. Alleen was Wiekes toespraak geen lezing en dus vrij kort. Ik kan echter wel een voorbeeld nemen aan Dennis Kennedy. Eigenijk zou Dafne Westerhof komen. Zij is de eigenaresse van Het Beloofde Varkensland, waaraan Wieke in haar boek een lang hoofdstuk gewijd heeft. Maar vanwege een ziek kalfje, kon ze niet mee. Ik las daarnet op haar website dat Obama (zo heette het zwarte bizonkalfje) helaas overleden is.
Dennis kon echter prima de boodschap overbrengen. Zo prima zelfs, dat zijn toespraak iets langer uitviel dan gepland. Toen hij klaar was, stond hij gespreksleidster Ciska Dresselhuys toe om de geplande discussie met het panel te beginnen. Naast Dennis en Wieke zaten Marjo Hoedemaker, hoofd dierenverzorging van dierenpark Amersfoort en een meneer van het ministerie van Landbouw (maar zijn naam staat niet op de uitnodiging en ik was er niet als verslaggeefster, dus ik heb het niet opgeschreven) in het panel.
Het gesprek ging onder andere over dierenactivisme en hoe ver je gaat met het medisch behandelen van een dier. Ik zat vrij vooraan en moest erge moeite doen om me niet in het gesprek te mengen. Tenminste, zo voelde het, maar ik denk dat ik een spontane blackout gekregen zou hebben als ik ineens mee had mogen praten. Er is iets met een microfoon en een cameralens dat me volledig blokkeert. Daar zal ik toch doorheen moeten, volgende week.
Zonder lens en microfoon gaat het echter prima en dus vermaakte ik me daarna weer best. We kletsten, dronken en snackten. En we kletsten. Nog steeds honderduit.
Het borrelen werd onderbroken door de zoons van Wieke, die een geweldig lied hadden geschreven. Ze beweerden dat hun zus de rol van Wieke had moeten spelen, maar dat betwijfel ik. Wieke moest namelijk steeds het verkeerde antwoord op de vraag wel dier er met een bepaalde letter begon geven en kreeg dan te horen : “Wat dom, wat dom, wat dom.”
Wieke stond daar half geamuseerd, half geërgerd haar tekst op te lezen en die jongens maar lachen. Echt ontzettend leuk om te zien.
Ik voelde ineens de fotograaf in mij opborrelen en schoot als een echte paparazzi wat malle foto’s met een telelens, die ik daarna gegeneerd snel weer opborg. Dat waren meteen de laatste foto’s die ik die dag maakte, maar gelukkig werden er wel met een andere camera nog groepsfoto’s gemaakt. Ik moet toch kunnen bewijzen dat ik echt, heus, aanwezig was bij de boekpresentatie, toch?
Ik had braaf geld opgenomen om Wiekes boek te kopen, maar we kregen er allemaal eentje gratis (eh, sorry mensen, dat kan ik dus niet doen bij mijn eigen presentatie – ze zijn die avond wel te koop).
Wieke schreef er bij mij in: “En nu jij!”. Ik denk dat ik dat boek als mascotte mee ga nemen.
We bleven plakken tot we het echt niet meer konden maken om nog langer te blijven en bleven toen buiten nog een kwartier praten met Alex Verburg. Doreth had me al op hem gewezen en zowel zijn naam als zijn gezicht kwamen me bekend voor. Ik wist alleen niet meer waarvan. Het bleek dat hij tegelijk met Scheherazade voor Libelle werkte en zij heeft zijn naam een aantal keer in haar boeken genoemd.
We hadden het over schrijven en hij deed een uitspraak die ik wil onthouden. “Je bent pas echt tevreden met je boek als je denkt dat je het, als je het niet zelf geschreven had, zelf geschreven had willen hebben.”
Wijze woorden!
We stapten op lijn negen, terug naar het station. De conductrice moest erg om ons lachen en ik kreeg af en toe een knipoog van haar. Wat er precies gezegd werd weet ik niet meer, want ik was erg moe en duizelig. Maar het was nog steeds gezellig.
In het station besloot ik toch maar mee te eten. Ik had eigenlijk de trein van 20.25 willen hebben, maar dat half uurtje extra moest dan maar kunnen. De rest ging ook rond negen uur naar huis.
In de stationsrestauratie vroegen we of we snel eten konden krijgen. Dat was geen probleem, want het was niet erg druk. De ober had ook ruim de tijd voor ons. Hij vroeg wat we gedaan hadden. Winkelen was een voor de hand liggende gok, maar we hadden geen van allen grote tassen bij ons, dus eigenlijk wist hij wel dat het dat niet was. We vertelden dus dat we naar een boekpresentatie geweest waren. En dat we allemaal op de een of andere manier met schrijven bezig zijn.
Hij werd helemaal enthousiast. Hij was ook een schrijver. Maar dan niet met een pen.
“Met de computer?” opperde ik intelligent. Nee, hij sprak gewoon in een “dingetje. Kijk zo!” en hij demonstreerde het met zijn hand dicht bij zijn mond. In de taal die hij op dat moment in zijn hoofd had. Veel talen had hij. En als het klaar was, zou hij iemand zoeken om het op te schrijven en hop! Bestseller!
Oh, had ik maar een tikje van dat soort zelfvertrouwen!
Hoewel hij als ober wel wat bij te leren had. Want omdat Doreth spa rood bestelde, kregen Hermien en Monica rode wijn. Maar die hadden witte wijn besteld.
“Wijn, rood.” beweerde hij.
“Nee, witte wijn en spa rood!” corrigeerden wij. En we waren blij dat er geen blauwe wijn bestaat, want anders had mijn spa blauw voor nog meer problemen gezorgd.
De ober maakte gezellig een paar foto’s van ons en veranderde van een potentiele bestsellerschrijver ineens in een hyperactieve modefotograaf. Hij beheerste zich net op tijd (ik vermoed door een strenge blik van zijn baas) maar anders was hij gaan roepen dat we moesten flirten met de camera. Toen het eten gebracht was, wilde hij per se nog een foto maken. En hij zette de menukaart overeind, zodat we de naam van het restaurant goed in beeld hadden. Misschien hoopte hij op die manier zijn blunders van die avond goed te maken met zijn baas. Al met al was het erg gezellig. En als de ober even geen tijd voor ons had, kletsten we nog steeds vrolijk verder.
Ineens was het tien voor negen en moest ik weg om mijn trein te halen. Ik nam snel afscheid en begon vaart te maken om naar het juiste perron te rennen. Ik had in mijn hoofd dat ik naar perron vier moest. Maar gelukkig zag ik op tijd het bord boven perron twee (waar het restaurant zat). Ik hoefde dus helemaal niet te rennen. Ik stond net te overwegen om nog even terug te lopen naar het restaurant, toen de trein kwam. Op tijd. Ja, dat verwacht je niet.
Toen ben ik toch maar gewoon in de trein gaan zitten. Met mijn nieuwe boek. Toen we Gouda voorbij waren, had ik het half uit. Ik heb hardop zitten lachen om de russische dwerghamsters en kreeg tranen in mijn ogen toen ik het verhaal las over het overlijden van Wiekes hond. Veel van die eerste verhalen, die over huis-, tuin- en keukendieren gingen, waren ontzettend herkenbaar, hoewel wij geen hamsterexplosies gehad hebben. En allemaal even vlot en leesbaar geschreven, ik vloog er echt doorheen. Eigenlijk vond ik het jammer dat de treinreis maar een uurtje was. Eenmaal thuis begroette ik echtgenoot, vertelde hoe leuk het was geweest, en toen hij zich weer op zijn computer richtte, ging ik gauw verder met lezen. Het hoofdstuk over het Beloofde Varkensland was boeiend en goed beschreven. Ik heb altijd wat moeite met mensen die anti bio-industrie zijn (niet omdat ik erachter sta, maar omdat ik denk dat er geen goed alternatief is – scharreldieren zijn nog steeds niet echt vrij en vegetarisch eten wil ik ook niet), maar zoals Wieke het verhaal van Dafne neerzet, zou je spontaan ook varkentjes van de slachtdood gaan redden. Het derde deel van het boek gaat over de dieren die Wieke tegengekomen is tijdens haar reizen, en die verhalen zijn weer even hilarisch als het eerste deel. Ik vind deze indeling echt een geweldige vondst!
Het boek is nergens belerend of betogend en toch zit er een duidelijke boodschap in: “Dieren zijn geweldige wezens en verdienen een dierwaardig bestaan.”
En daar ben ik het voor de volle honderd procent mee eens!