Ik kan heel slecht omgaan met kritiek. Dat geef ik direct toe. Ik ben zo’n type dat het iedereen naar de zin wil maken en dat is dus mislukt als je kritiek krijgt. Ik onthoud alle kritiek dus en dat schiet me dan direct te binnen als het van toepassing is. Nu ik wat ouder wordt is dat wel eens lastig. Want al die kritieken liggen opgeslagen, maar soms botsen ze ook weleens.
Sommige mensen zeggen: “Jij bent altijd zo ongezellig stil. Vertel nou eens wat over jezelf.”
Dan doe je dat en dan zijn er weer andere mensen die zeggen: “Jij praat altijd over jezelf.”
Tja. Wat moet je daar dan mee?
Ik krijg ook vaak kritiek op mijn lijn. Het is nooit goed. Ik ben te dik of te mager. Het deel daartussen bestaat uit: “Het begint er op te lijken.” Wat ook niet echt een compliment is.
En dan is er kritiek op wat ik eet natuurlijk. Dat zal iedereen met gewichtsproblemen herkennen. Tineke Beishuizen schreef er in de jaren zeventig al een leuk stukje over.
Als je niets neemt van wat er aangeboden wordt dan zeggen ze: “Ach kom, een keertje kan toch geen kwaad?” Neem je wel iets, al dan niet uit opstandigheid, dan zeggen ze: “Zou je dat nou wel doen?”
Ik kan ook slecht tegen kritiek op mij huishoudelijke talenten. Die zijn nogal wisselend namelijk. Maar als ik een slordige periode heb, vind ik dat zelf niet leuk. Goed bedoelde aanbiedingen om te komen helpen komen dan hard aan. Want dat impliceert dat ik het niet kan.
Ik was nog heel klein toen ik geen hulp meer wilde bij bepaalde dingen. Ik zei dan ernstig: “Laat mij maar tobbelen!” En dat zou ik nu ook het liefste zeggen. Het komt altijd vanzelf wel weer goed, ik kan het best. Laat mij maar tobbelen!
Als je niet tegen kritiek kunt, ben je eigenlijk heel onzeker. Want anders laat je het lekker van je afglijden. Of je geeft een verbale mep terug. Maar ik trek het me aan. Want ik wil dat iedereen me aardig vind.
Ik moet er nu wel mee leren omgaan. Want een schrijver is iemand die veel kritiek krijgt. En dat is niet altijd leuk. Gelukkig zijn er heel lieve mensen die razend enthousiast over mijn boek zijn. Hun reacties berg ik op in een speciaal vakje in mijn hoofd en daar haal ik ze uit als ik ga twijfelen.
Want er zijn ook mensen die minder positief zijn. Niet heel negatief, hoor. Dat niet. Maar ik proef wel het venijn. Men zegt dan: “Voor de liefhebbers van het genre is het een goed boek.”
Juist. Eerst trok ik me dat heel erg aan. Want het venijn zit ‘m in het niet uitspreken van de mening “het is maar een liefdesromannetje.” Ja, dat staat er dan ook met duidelijke letters op.
Later bedacht ik dat het gewoon aan het genre zelf ligt. Dat wordt nu eenmaal door de elite en iedereen die daar bij wil horen verguisd. Want lees je ooit in de recensie van een thriller: voor de liefhebber van het genre? Terwijl echt niet iedereen dol is op bloederige taferelen en de psychopathische gedachten van een moordenaar. Het is toch logisch dat je een boek beoordeelt binnen het genre?
Toen ik hier over na aan het denken was, bedacht ik me ineens nog iets. Eigenlijk is het met alle soorten kritiek hetzelfde. Want wie bepaalt eigenlijk de standaard? Is hier niet ook een elite die de eigen smaak verheft tot maatstaf? Dat kan niet. Soms is het genre nu eenmaal niet de smaak van degene die er kritiek op heeft.
Mijn gespreksstof wordt lichtelijk beperkt omdat ik niet hou van roddelen, niet van discussie en ook niet van (be)klagen. Dan blijft er misschien niet veel over, maar binnen het genre “huisvrouwenpraat” doe ik het echt niet slecht.
Dat ik mijn gewicht niet onder controle heb is niet prettig, maar ik heb geen onoverkoombare eetproblemen. Het stopt voor ik te dik wordt en ook voor ik ongezond mager wordt. Dus binnen het genre jojoër doe ik het best aardig.
Mijn huishouden valt binnen het genre Jan Steen en daarbinnen doe ik het geweldig, al zeg ik het zelf.
Op deze manier kan ik ineens best goed omgaan met kritiek. Of valt dit binnen het genre struisvogelpolitiek?
Kritiek
Categorie: Persoonlijk