“Twee uur en tien minuten.” zei mijn man.
Ik vulde begrijpend aan: “Zonder ruzie.”
En wij luisterden gelaten naar de stemverheffingen achter in ons huis.
Drie dochters in het hoogtepunt van de puberteit brengen nu eenmaal wat herrie met zich mee. Pedagogen beweren dat het goed voor ze is. Door ruzie te maken met zussen (of broers, maar die hebben wij niet voorradig) leren ze zich te verweren. Dat kunnen ze veilig doen door de familieband.
Helaas zorgt diezelfde familieband er ook voor dat ze elkaar voortdurend in de weg zitten, waardoor ruzies geregeld voor komen.
De afwas blijft ook een vast twistpunt. Gevleugeld is bij ons de uitspraak: “Wij hebben wel een vaatwasser, maar die staat ingepakt in de gang.”
Er moet dus nog steeds afgewassen worden en dat doen twee van de dochters ‘s avonds na het eten. Meestal gaat dat niet zonder onenigheid. Ik luister weleens met verbazing naar de manier waarop de ruzies ontstaan. Het gaat meestal helemaal nergens over.
-“Waarom zeg jij niets?”
-“Als ik iets zeg wordt je boos.”
-“Ja hoor, nou heb ik het weer gedaan. Ik word zeker altijd boos.”
-“Niet altijd. Maar wel als ik iets zeg.”
-“Maar nu ben ik ook boos, omdat je niets zegt.”
-“Zie je wel dat je boos wordt?”
-“Ja maar, niet omdat je iets zegt, maar juist omdat je niets zegt.”
Enzovoort…
Gelukkig weet ik inmiddels dat ik me over een paar jaar waarschijnlijk amper meer herinner, dat ik me nu zo erger aan die voortdurende ruzies. Want ik wilde hier eigenlijk neer zetten dat ze vroeger nooit ruzie maakten. Maar toen ging er in mijn hoofd een laatje open en zag ik een foto voor me met twee huilende peuters van anderhalf jaar oud op de bank bij opa en oma. Ruzie om een houten poppetje, waarmee uiteindelijk de een de ander op het hoofd sloeg.
Trouwens, die mooie grote tweelingbox was ook niet helemaal handig. Want zodra de dames zich om konden rollen, rolden ze naar elkaar toe. En dan zat er één met haar vingers in de neus van haar zusje, of zette de ander haar drie vlijmscherpe tandjes in het oor van haar boxgenootje. Zes maanden oud waren ze toen.
Bijten deden ze overigens tot ze drie jaar waren. De tandafdrukken stonden in armpjes en schouders, en ik zette ze dan ook regelmatig ver uit elkaar om botsingen te voorkomen. Dan is het toch wel prettig dat ze het tegenwoordig met woorden uitvechten. Er wordt ook niet gescholden, dat mag niet van ons en daar houden ze zich heel best aan. Nee, er wordt geredeneerd. Oeverloos geredeneerd mag ik wel zeggen. Zie bovenstaand voorbeeld.
Als ze nu nog leren om met al dat redeneren en praten ook nog tot een oplossing te komen, zouden er nog drie degelijke politici uit kunnen groeien. Maar tot nu toe eindigen de ruzies meestal doordat de betrokkenen zich beledigd terug trekken in hun eigen kamers. Om dan bij een volgende gelegenheid weer verder te gaan met datzelfde zinloze geredeneer.
Hoewel… daar hebben onze regeringsleiders ook een handje van!
Oeverloos
Categorie: Persoonlijk