Wij hebben jaren in Gouda gewoond. Heerlijke stad vond ik dat. Ik had toen geen baan buitenshuis en was regelmatig in het centrum te vinden. Donderdags markt. Eerst met vriendin en drie kinderen (totaal), later met vriendin en vijf kinderen. Nog weer later nam het aantal kinderen wegens peuterspeelzaal en school af, tot we samen overbleven. Het contact verwaterde en verdween toen wij verhuisden, maar de markt bleef. En er kwam nog een markt bij: ‘s zomers op woensdag. Gouds Montmartre. De eerste jaren was ik alleen geinteresseerd in de boeken die ze er verkochten. Voor veel geld trouwens, dus meestal kocht ik niets. Af en toe fietste ik naar Gouda en maakte mijn rondje langs de kraampjes. Langzaam kwam er een interesse bij. Spullen uit “grootmoeders tijd” begonnen me steeds meer aan te spreken.
Maar ik woonde in een modern betonnen huis, had een strakke zwarte keuken en witte tegels op de vloer. Het zou een vlag op een modderschuit geweest zijn. Sommigen zullen dat misschien andersom zien. Al die rommel is een smet op een verder goed huis. Dat kan ook.
Maar zo zag ik het niet. Daarom zijn we ook verhuisd. Naar een scheef gezakt dijkhuisje. Met een keuken waar weinig aan was, noch modern, noch authentiek. Alleen het smalle blokje onder het raam is oud. En die mag van mij ook wel blijven. De tegeltjes en het andere keukenblok waren niet authentiek, die waren alleen maar oud.
Daarom heb ik nu een keuken zonder tegels en zonder plafond (want de plastic schrootjes hebben we er ook maar uitgetrokken) en enkel dat oude blokje onder het raam. Met een oud gasstel op een tafeltje, waar ik overigens heel best op kook, mijn oma”s oude keukenstoelen rond een uitschuiftafel en als pronkstuk mijn oma’s keukenkast. Op die keukenkast staat een oud ladenkastje. U weet wel, met laatjes voor thee, suiker en meel en kruiden. Op de andere kast (nog een zwarte uit het andere huis) staat een broodtrommel van mijn andere oma en een oud petroleumstel. Allemaal echt “uit grootmoeders tijd” dus. Nu heb ik ook nog een oud koffieblik, dat zelfs al van mijn moeders oma geweest is, maar geen theeblik. Wel van mijn eigen “uitzet” nog, wit kunststof met een zwart randje, maar die is gebarsten. Ik had een hele set van die busjes, maar in de meesten zit na vijftien jaar een barst. En bovendien is mijn smaak veranderd. Ik wil nu ouderwets en dan liefst groen, want dat past bij de laatjes en de broodtrommel en het koffiebusje.
Natuurlijk heb ik jarenlang groene busjes zien staan bij de kringloopwinkel, maar die staan er nu niet meer. Dus besloot ik naar de laatste “Gouds Montmartre”van het jaar te gaan. Op zoek naar groene theebusjes.
Al bij het eerste kraampje zag ik ze. Koffie en thee. De goede kleur en nog best netjes. Daarom kostten ze ook vijftien euro per stuk. Tja…
Ik liep dus verder. Zag heel mooie dingen, waar ik niet eens de prijs van vroeg. Want dat die mijn budget te boven gingen, kon ik wel raden. Ik zag nog een theeblik. Met een gedeukt deksel. Daarom was hij maar tien euro. Ik vond dat nog een hoop geld en zei dat ook. De verkoper zei dat ik niet moest zeuren, want verderop durfden ze veel meer voor zo’n blik te vragen. Ik zei dat dat best kon, maar dat ik het nog steeds een hoop geld vond. Toen ben ik maar doorgelopen.
Bij een andere kraam zag ik pannen. Nu heb ik prachtige pannen gekregen toen ik trouwde. BK, dus daarvan slijten alleen de handgrepen. Maar die kun je bijbestellen. Het is niet het soort pannen dat je op een plankje in een Piet Zwartkeuken zet, maar je kookt er wel lekker in. Ik had al eens bedacht dat ik koperen pannen wilde sparen voor de sier, maar eigenlijk was dat niet helemaal wat ik bedoelde. Deze pannen wel. Gebroken wit emaille met een groen streepje. Geweldig! Ik kreeg er twee voor een tientje, samen met een groen vergiet. Afdingen gaat me ook steeds beter af. Bij die man dan, want verder lukte het niet zo.
Ik zag ook nog een emmer in de goede kleur. Groen emaille. Die was voor groenten, dat stond erop, maar ik wou er aardappelen in doen. Een mens kan niet alles voor de sier hebben, we hebben geen ruimte om een museum in te richten. Maar voor de aardappelen leek het me geweldig. Voorzichtig vroeg ik wat het ding kostte. Want nog eens een tientje uitgeven aan zoiets vond ik toch wel heftig. De aardappelen liggen nu in een mandje, dat gaat ook prima.
De emmer kostte twintig euro, maar voor mij wilde hij wel zakken tot zeventienvijftig. Niet verder. Ik heb maar niet eens gezegd dat ik er vijf euro voor wilde geven. Het humeur van de verkopers was toch al aan het inzakken, want het ging steeds harder waaien en regenen.
Verderop lagen nog een spatel en een soeplepel in hetzelfde groene emaille. Respectievelijk vierenhalve en zesenhalve euro.
Toen ben ik maar naar de kringloopwinkel gefietst waar ik voor een euro vijfentwintig een grappig krantenbakje op de kop tikte. Maar die is roestig, dus ik moet hem eerst schuren en lakken voor ik er de leesmap in kan bewaren. En hij is ook niet van groen emaille.
Een ding heb ik vandaag wel geleerd. Ik dacht dat ik met mijn opoezucht een belabberd slechte smaak tentoonspreidde, maar het tegendeel is waar. Ik heb juist een ontzettend dure smaak!
Opoezucht
Categorie: Persoonlijk