Als je als Gooise trouwt met een reserve-Rotterdammer (laat hij het maar niet horen, maar het is een feit dat echtgenoot is opgegroeid in een dorpje dat steeds dichter bij Rotterdam komt te liggen), is het op taalkundig gebied wel even aanpassen geblazen.
Vooral natuurlijk (niet boos worden als jij andere ervaringen hebt, ik weet dat dit generaliserend is) omdat Rotterdammers een beetje directer zijn dan mensen uit het Gooi. En dat is dus op z’n Goois uitgedrukt. Die zijn namelijk geneigd alles af te zwakken. Als je iets vervelend vind zeg je “niet zo leuk” en als je iets echt niet wilt zeg je “ik weet niet zeker of ik dat wil” .
Een Rotterdammer zegt gewoon waar het op staat. “Dat vind ik stom” of “Daar heb ik geen zin in” (meestal gebruiken ze trouwens nog wat sterkere uitdrukkingen, maar ik ben nog Goois genoeg om het lastig te vinden die zwart op wit op mijn blog te zetten).
Het was even wennen, maar eigenlijk is het wel zo duidelijk. Je weet tenminste waar je aan toe bent. De dochter die in Engeland studeerde vertelde dat ze daar nog minder direct zijn dan ik gewend was in het Gooi. Altijd vreselijk beleefd en voorkomend (wat op zich natuurlijk wel prettig is), maar achter je rug… (en dat is het vervelende eraan). Deze dochter was nooit zo dol op de Rotterdamse manier, maar die Britten hebben ervoor gezorgd dat ze dat nu toch liever heeft. Het grappige is dat zij inmiddels in het Gooi woont, waar ze dus precies op haar plaats zou moeten zijn.
Het verschil zit hem niet alleen in de manier waarop taal gebruikt wordt, maar ook in specifieke woorden. Ik (inmiddels helemaal ingeburgerd in omgeving Rotterdam) had geen idee dat er mensen waren die niet wisten wat “een bakkie pleur” betekent, maar realiseerde me na heel lang nadenken dat ik dat voor ik hierheen verhuisde waarschijnlijk niet wist.
Met echtgenoot kan ik na bijna dertig jaar nog steeds discussies voeren over kroten en peen.
Want ik zeg nog steeds bietjes en wortels (en heb dat mijn dochters ook aangeleerd). Maar hij argumenteert dat bieten een soortnaam is waarvan vooral suikerbieten bekend zijn. Die rode dingen die we gekookt eten heten kroten en zijn alleen rode bietjes genoemd door mensen die deftig willen lijken. Tja. Internet geeft hem gelijk: kijk maar hier en hier.
Over peen heeft hij hetzelfde soort argument: wortels zijn de dingen die in de grond zitten om planten van voeding te voorzien. Een peen is een eetbare penwortel. Geen speld tussen te krijgen. En hij is echt niet de enige die dat vindt.
Laatst vonden we een nieuwe. De dochter die nu in het Gooi woont (en voor wie het dus handig is dat haar moeder haar de verkeerde woorden heeft geleerd) gaat samenwonen met een Limburger en verweet hem dus dialect toen hij “dorpel” zei, in plaats van drempel. Ik glimlachte superieur, want ik ken het woord wel, maar dat komt dus omdat echtgenoot Zuid-Hollands dialect spreekt. Wij (de dochters en ik) zeggen altijd drempel, want zo heb ik het geleerd. Maar ze hebben het opgezocht (ze zijn allebei beroepsmatig bezig met taal) en het blijkt dat de mannen gelijk hebben. Dorpel is de vakterm en wijst dus inderdaad op dat ding dat in deuropeningen ligt. Een drempel is alles waar je overheen moet stappen of rijden. Zo leer je nog eens wat.
Het is dan ook echt geen eigenwijsheid van mij dat ik nog steeds bietjes en worteltjes zeg, maar dat zit er bij mij net zo ingebakken als bij hem de (blijkbaar toch) juiste benamingen. Het nare is alleen dat ik onder de indruk was dat hij dialect sprak en ik ABN. Maar bij mij blijkt het vooral Algemeen Bekakt Nederlands te zijn in plaats van Beschaafd. Tja.
Foute dingen leer je blijkbaar gemakkelijker aan. In deze omgeving (Gouda/Rotterdam) wordt er nog wel eens gerommeld met t-tjes. Die gebruiken ze niet waar het wel moet, maar vooral wel waar het niet moet. En helaas hoor ik mezelf heel af en toe zeggen “ik gaat”. Oei. Maar soms is het gewoon een fijne manier van uitdrukken. Vooral in gebiedende wijs: “Pleurt op!”
Als je erover nadenkt is “pleur” trouwens een erg veelzijdig woord. Het kan koffie betekenen (dat bakkie pleur van hierboven), het kan duiden op weggaan en het kan ook “gooien” betekenen. “Dat is zomaar neergepleurd”. Mijn man noemt het “drag and drop” systeem van bepaalde programma’s (waarmee je iconen kunt verschuiven naar de plaats waar je ze wilt hebben): “sleur en pleur”. Wat ik echt een prachtige vertaling vind.
Wat mij vooral zo boeit is dat er in een piepklein landje als dit al zoveel verschillen in taalgebruik zijn. En dan heb ik het niet eens gehad over de echte dialecten. Dat zijn talen op zich en daar hebben we er toch ook nog heel wat van.
Ik mag dan in het Gooi opgegroeid zijn, waarbij iedereen aan de bekakte R denkt, maar in Huizen hebben ze een prachtig eigen dialect. Als ik vroeger oudere familieleden plat Huizers hoorde praten, kon ik het amper volgen, maar sommige woorden en uitdrukkingen werden bij ons thuis ook gebruikt.
“Bol ân Taatje!” en “Neit mekke, kauwe!” zitten zo in mijn geheugen gebakken dat ik het zelf heel af en toe zelf ook nog zeg.
Ik nam altijd aan dat de vertalingen daarvan voor de hand lagen (“Rustig aan, man”en “Niet kletsen, eten”), maar de meeste mensen begrijpen absoluut niet wat ik bedoel.
Meer over Huizers vind je in dit artikel (o ja! boketor!) en in dit artikel. De Haindruk van ‘t Noorderainde die in het tweede artikel genoemd wordt is een oudoom van mij, die bij iedere speciale gelegenheid voordrachten in het Huizers hield, wat ik destijds niet echt kon waarderen, maar nu nog wel eens zou willen horen.
Over Fries begin ik maar helemaal niet, mijn kennis daarvan reikt niet verder dan wat ik van Piet Paulusma geleerd heb. En ik weet wel zeker dat ik mijn aanstaande schoonzoon helemaal niet kan verstaan als die in het Limburgs aan de gang gaat…
Hahaha hier een Flakkeese die met een Huizer is getrouwd…dat zorgde ook voor heel wat spraakverwarringen.
Wij wonen in Drenthe, ik ben een kind van een Friese vader en een Groningse moeder. Echtgenoot komt uit Waddinxveen….
Heel herkenbaar wat je schrijft 😀