Je kunt nog zo’n goed plot verzonnen hebben, maar als je hoofdpersonen vlak en oninteressant zijn, is de kans groot dat niemand je verhaal uitleest. Lezers moeten zich kunnen inleven en dat kan alleen als je karakters levensecht zijn. Maar hoe doe je dat?
Een paar tips:
1. In de loop van je verhaal moet er iets aan je hoofdpersoon veranderen. Vooral het overwinnen van persoonlijke problemen of zwakke punten is iets waar je lezers zich in kunnen herkennen. Sofie uit Incognito worstelt bijvoorbeeld met haar angst voor de roddelpers en Nina uit Tegenstelling denkt dat ze dom is omdat ze dyslexie heeft. In de meeste schrijfcursussen wordt dit “inner conflict” genoemd.
2. Je hoofdpersoon moet daarnaast minstens één groot probleem met de buitenwereld hebben. Dat is sowieso nodig om een verhaal te kunnen schrijven (er moet tenslotte iets gebeuren), maar het zorgt er ook voor dat je lezers mee gaan leven. Als je hoofdpersoon alleen maar vanaf de zijlijn toekijkt hoe anderen problemen hebben, is dat een stuk lastiger.
Die problemen kunnen natuurlijk alle kanten op. In Erfgoed probeert Donna een moord op te lossen, in Thuisgekomen wordt Stella gestalkt door iemand die op haar verdwenen man lijkt en in Alleen is maar alleen draait het vooral om het onbegrip tussen de twee zussen die de hoofdrol spelen en de problemen van het zoontje van één van hen.
3. Hoewel mijn boeken er om bekend staan dat er vrij gewone mensen de hoofdrol in spelen, ontkom ik er ook niet aan: een karakter is toch net iets boeiender als er iets bijzonders met hem of haar aan de hand is. Dat kan uiterlijk zijn (bijvoorbeeld Sofie’s opvallende rode haar) of een talent (Stella’s tekentalent of Nina’s breikunsten), maar ook minder duidelijk aanwezig als karaktereigenschap (bijvoorbeeld de manier waarop Vera in Alles onder controle bezig is met orde en regelmaat). Het geeft je hoofdpersonen diepte en dat maakt ze levensechter.
4. Gun je lezers af en toe een kijkje in het hoofd van je hoofdpersoon. In mijn boeken schrijf ik over het algemeen vanuit het perspectief van de hoofdpersoon en verwoord daarbij ook wat die persoon denkt, maar ook in boeken waarin actie belangrijker is, geeft het net iets meer diepte aan een hoofdpersoon als je af en toe leest wat hij of zij denkt. Ook voor jou als schrijver is het fijn om af en toe echt in je karakters te kruipen. Op die manier heb je het eerder door als een bepaalde reactie onlogisch is.
5. Werk een persoon van te voren niet al te gedetailleerd uit. Ik ga hiermee in tegen een gevestigde mening, daarvan ben ik me bewust. Op schrijversfora circuleren lijsten die je zou moeten invullen om je hoofdpersoon te leren kennen en dat zijn soms boekwerken op zich, met tientallen, soms zelfs honderden, vragen die je moet beantwoorden.
Van mij mag iedereen dat doen als hij of zij dat wil, maar persoonlijk vind ik het onzin. Natuurlijk moet je een beetje een beeld hebben bij je personages en het kan handig zijn om daar wat aantekeningen bij te maken. Maar waarom zou je tijd besteden aan het nadenken over sterrenbeelden, lievelingskleuren, politieke orientatie, favoriete muziek, favoriete windrichting, en weet ik veel wat nog meer zolang dat er in je verhaal helemaal niet toedoet?
Geef jezelf (en je hoofdpersonen) de kans om dat soort dingen in de loop van het schrijfproces toe te voegen. Hoe verder je in je verhaal komt, hoe beter je een persoon leert kennen.
Ik wist van te voren helemaal niet dat Nina breide en zeker niet dat ze er zo goed in was. En het was ook een verrassing voor me dat Donna zo dol was op paardrijden.
Dat maakt schrijven nou juist zo leuk!
Dat zijn de fijne momenten in een schrijversleven 😉
Leerzaam blog.
Mij overkwam het enkele weken geleden met een huiswerkopdracht n.a.v. de schrijfcursus. De hoofdpersoon in het korte verhaal verrichtte een aantal handelingen die ik van tevoren niet had voorzien.