Ik had de laatste dag al last van darmkrampen en op de ochtend van ons vertrek voelde ik me ronduit ziek. Een dochter had rare spierpijn en ook echtgenoot had lichte hoofdpijn. We hadden graag nog wat langer op Cantecor gebleven, maar dat ging nu eenmaal niet. Dus vertrokken we, met iets minder goede moed dan we gewild hadden. We wilden binnendoor rijden, maar er was een wiel van de auto dat raar deed. Het liep aan als we bochten naar rechts maakten en met het gewicht van de aanhanger werd dat steeds erger. Ook sloeg de motor steeds af. Na een niet zo erg ontspannen ritje over de provinciale weg besloten we dan toch maar een stuk snelweg te nemen. Bij Limoges zochten we een camping op. Het campingboek dat we bij ons hadden was niet erg best, de adressen die er instonden waren allemaal ver buiten de stad, maar er stond een bordje met “Camping municipale”. Dat volgden we en na wat rare omwegen (de afrit was afgesloten) vonden we een keurige camping. Omdat Limoges nogal populair is, vroeg ik voorzichtig of het mogelijk was dat we een nacht bleven. Dat was geen probleem. Een man die goed engels sprak en een vrouw die ook haar best deed, schreven ons in, gaven ons een stapel folders over de omgeving en wezen ons een ruime plek. Het was precies het soort camping waar wij graag staan. En dus erg rustig. Net sanitair, maar verder geen voorzieningen, geen zwembad, geen snackbar, geen disco, geen gedoe. Heerlijk rustig. Het leek even wat minder rustig te worden toen een groep engelsen met vijf grote caravans het terrein opkwamen, maar die waren weer verdwenen toen wij terugkwamen na een hapje eten. De kampeergeest kreeg ons eindelijk te pakken en we sliepen heerlijk. We besloten dan ook, mede vanwege alle foldertjes, een dagje langer te blijven en Limoges te “doen”.
We maakten een lange wandeling door de stad en genoten van de mooie oude gevels. Omdat het treintje van Cahors ons zo goed bevallen was, besloten we ook hier zo’n ritje te maken. Want er moest toch nog veel meer te zien zijn in een oude stad als Limoges. Deze keer was er zelfs vertaling, dus dat was helemaal geweldig. Dachten we.
Het ritje was best leuk, maar vanuit het treintje zag je weinig van de oude gevels, dan moest je er echt uit leunen. Op de begane grond zag je weinig anders dan afgesloten winkeltjes en dichtgetimmerde huizen. De begeleiding was ook niet erg interessant. Een slecht voorgelezen verhaal dat vooral ging over de geweldige mensen naar wie de straten waar we doorheen reden genoemd waren. Echt verschrikkelijk nationalistisch en totaal oninteressant.
Bovendien bleek Limoges vooral rijk te zijn aan vergane glorie. Overal hadden middeleeuwse of romeinse gebouwen gestaan, maar die waren “verdwenen”. Afgebroken door diezelfde geweldige architecten van de straatnamen dus. Het viel ons enorm tegen, we waren blij dat we van te voren al zelf wat rondgewandeld hadden en dus nog een beetje een leuke indruk van de stad gekregen hadden.
De tweede nacht in Limoges was het erg koud en het begon te regenen. Ik kan slecht slapen als het regent, thuis ook al, een soort lekkage-trauma denk ik. Dus ik sliep slecht en toen ik me probeerde uit te rekken om lekkerder te gaan liggen schoot het in mijn rug.
Toen we opstonden regende het nog steeds en de pijn in mijn rug was ook niet erg lekker. Sterker nog, met pijnstillers lukte het me nog net om te helpen met het afbreken van de tent. Alles was kleddernat toen we eindelijk klaar waren om te vertrekken. We hadden bedacht nog wat steden te gaan belijken, eerst Orleans en daarna Parijs. Maar onderweg begon de auto nog meer kuren te vertonen. De moter sloeg steeds in de oververhitting.
In Chateauroux gingen we op zoek naar hulp. Uiteindelijk kwamen we bij een Citroengarage. Deze was gesloten voor de middag, maar echtgenoot besloot op hun parkeerterrein zelf eens onder de motorkap te kijken. Het probleem was snel duidelijk, koelvloeistof op. Ik was net op zoek naar een fles water, toen er een monteur kwam kijken. Die schudde zijn hoofd vanwege de fles water en maakte ons duidelijk dat we moesten wachten tot de middagpauze voorbij was en dan zou hij speciaal water brengen. Dat deden we en na een tijdje kwam de man inderdaad terug, met een kan koelvloeistof. Hij vulde de motor bij en die leek nu op temperatuur te blijven. De kan koelvloeistof mochten we meenemen en we hoefden niets te betalen. “Bon voyage!” wenste hij ons. Er bestaan echt nog wel behulpzame mensen, dat zie je maar weer.
Helaas begon de motor na een kwartier weer oververhit te raken. We zetten de kachel hoog en de ramen open (het eerste om de motor te koelen, het tweede om ons te koelen) en reden zo naar Orleans waar een Chryslerdealer zou moeten zijn. Het adres in ons boekje klopte niet meer, maar het boekje was uit 1993, dus dat kon. We belden onze eigen dealer, die het telefoonnummer van het hoofdkantoor opzocht, waar ze het telefoonnummer van de eigen hulpdienst voor ons wisten. En de hulpdienst gaf ons het adres van de dealer in Orleans. Die was natuurlijk al dicht toen wij daar waren.
Het weer was nog steeds bijzonder nat en mijn rug nog steeds pijnlijk, dus we besloten maar weer een hotel op te zoeken. We zaten te eten toen we een sms-je van mijn ouders kregen: “Waar zitten jullie? Alles goed?” We schoten in de lach, mijn ouders vragen dat wel vaker als het niet goed gaat met ons. We sms-ten de halve waarheid terug: “zitten in Orleans, het giet, maar hebben vannacht een hotel genomen. Morgen de stad in, daarna misschien Parijs.”
De rug en de auto lieten we er maar even buiten. Echtgenoot vulde, nu de motor volkomen afgekoeld was, de koelvloeistof nog eens bij via een dopje waar je eigenlijk af moet blijven (mijn ontechnische uitleg).
En dat hielp, de volgende ochtend liep de motor weer goed en bleef de temperatuur constant. Dat probleem was dus opgelost, maar mijn rug nog niet. Ik kon niet heel lang staan en zeker niet ver lopen. Bovendien zagen we op het weerbericht dat er nog veel meer regen en bewolking voorspeld werd. Dat gaf de doorslag.
We gingen naar huis, zolang het nog enigszins leuk was.