Ik droomde dat ik niet meer wist waar mijn thuis was. Het was een nare droom. Ik bleef zoeken, op Curaçao, in Nederland (in mijn droom kon ik een stuk gemakkelijker heen en weer reizen dan in het echt blijkbaar), maar ik kon het nergens vinden.
Toen ik wakker schrok voelde het alsof ik in een vreselijke nachtmerrie had gezeten. En dat was het eigenlijk ook. Maar toen keek ik om me heen en dacht “O, het was een droom. Ik ben gewoon thuis.”
Dat stelde me heel even gerust, maar daarna besefte ik dat we in ons kleine huurappartementje op Grote Berg waren en dat ik eigenlijk niet wist of dat nu wel thuis was. Want ons huisje in Nederland zat door mijn droom ook heel erg realistisch op mijn netvlies en dat is toch ook thuis.
Waarmee de nachtmerrie dus eigenlijk gewoon verder ging.
Tegenwoordig is het een trend om veel na te denken over het hele concept “thuis”. Allerlei Scandinavische termen zie ik voorbij komen. Ik volg het allemaal niet echt, maar voor zover ik het begrijp is het belangrijk dat de plek waar je woont met veel kussens, kaarsjes en andere knussigheid aangekleed wordt. Dan is het pas echt een thuis. Zegt men.
Ik weet het niet. Ik ben geen minimalist, maar volgens mij zit het thuisgevoel toch niet in spullen. Dat lijkt me niet logisch. Ben je je thuis kwijt als je spullen weg zijn? In sommige situaties misschien wel. Als je huis in één keer afbrandt, zal het best voelen alsof je thuis kwijt is. Maar als je een nieuwe bank neerzet omdat de andere totaal versleten was, lijkt het me onzin om te zeggen dat het thuisgevoel daardoor verandert.
“Home is where the heart is”, zeggen mensen die wat minder materialistisch zijn dan. Heb ik ook altijd gezegd. Maar daar heb ik ook niets aan. Want mijn hart is gespleten. Enerzijds is een heel groot deel van mijn hart bij echtgenoot en het eiland waar we zo van houden, anderzijds hangt er toch ook nog wat rond in mijn geboorteland (ondanks alle nadelen zit Nederland me toch wel enigszins aan het hart gebakken) waar bovendien alle andere mensen waar ik van hou wonen.
Als ik puur op mijn hart afga, weet ik dus nog niet waar mijn thuis is. Dat is blijkbaar ook gespleten.
Misschien is dat het wel waar ik gewoon mee moet leren leven. Want dit eiland… Ik hou niet van hoogdravende woorden, maar echtgenoot zei: “Het eiland kruipt in je.” En dat zou wel eens heel goed uitgedrukt kunnen zijn. Er is geen enkele logische reden om te voelen wat ik hier voel. Ik kom hier niet vandaan, heb hier niet als kind gewoond, heb er in verhouding weinig tijd doorgebracht. En toch. Het klopt. Het zit ergens heel diep verankerd. We gingen hier in januari naar toe om te kijken of de droom nog leefde, na drie jaar niet geweest te zijn. We hadden allebei stiekem het idee dat het misschien gewoon zou tegenvallen. Dat zou gemakkelijk zijn geweest. Dan konden we gewoon doorleven en onze weg in Nederland gaan zoeken. Maar we hadden allebei dezelfde ervaring. We kwamen aan, reden de parkeerplaats van het vliegveld af en dachten: “Thuis.”
Toch denk ik, nee, weet ik uit ervaring, dat ik dat straks ook heb als we in Nederland landen. Hoe koud, grijs en donker het ook zal zijn, de achtergrond gedachte is “Thuis.”
Nu ik erover nadenk, dat gespleten gevoel is er altijd al. Want ik heb het ook in Gouda, waar we 10 jaar gewoond hebben, maar al 18 jaar niet meer wonen. Voelt nog steeds als thuis, zodra ik er binnenrijd. Mijn geboortedorp, waar ik al 28 jaar niet meer woon is vreselijk veranderd, maar sommige straatjes…. Thuis.
En Rotterdam. Als we het toch over onlogisch hebben. Nooit gewoond. Maar wel dat gevoel. Thuis. In Engeland had ik het trouwens ook, als kind al. En later in Australië weer.
Misschien maken we het wel veel te ingewikkeld met z’n allen. Heeft “thuis” niets te maken met een fysiek huis en de inrichting daarvan. En ook niet met wie er ook wonen of in ieder geval dichtbij. Het is fijn als de mensen waarvan je houdt dichtbij zijn, maar niet essentieel voor dat thuisgevoel. Dat merk ik bij onszelf en dat heb ik bij heel wat anderen ook gezien.
Misschien is thuis een oergevoel. Nog uit de tijd dat we in dierenhuiden rondwandelden en in grotten woonden. Toen trokken we tenslotte ook van de ene naar de andere plek. Misschien is dat gevoel van thuiszijn iets dat aangeeft dat je er wel een tijdje kunt blijven. Dat het er veilig is, dat je er fijn kunt leven, dat er mensen zijn die je kunt vertrouwen, dat het goed is om er te zijn. Zoiets.
Ik heb die nachtmerrie na die eerste keer nog twee keer gehad. Maar toen was ik er blijkbaar klaar mee ook. Daarna was dat gevoel van niet weten waar ik thuis was weg.
En nu ik het hier in dit stukje probeer uit te leggen, snap ik het ineens ook helemaal. Ik hoef niet te kiezen. Ik ben thuis op meerdere plekken tegelijk.
Dat is niet raar, dat is niet verkeerd. Dat kan gewoon. Daar hoef ik dus geen nachtmerries van te krijgen. Dat is eigenlijk juist heel goed. Want het maakt je leven wel een stuk gemakkelijker als je je thuisvoelt waar je op dat moment bent…