Eind goed, al goed. Zou je denken. Simpel.
Maar wist je dat één van de meest voorkomende punten van kritiek die ik krijg op mijn boeken is dat het einde voorspelbaar is?
Persoonlijk vind ik dat eigenlijk geen kritiek, maar gewoon een logisch gevolg van het genre. Je leest immers een liefdesverhaal en dan is het gebruikelijk dat “ze mekaar krijgen”. Heel voorspelbaar, daar lees je zo’n boek dan ook voor. Ik in ieder geval wel.
Een happy end is natuurlijk eigenlijk helemaal niet literair verantwoord. Maar ik schrijf dan ook geen literatuur, dat scheelt. Ik schrijf gewoon levensverhalen en verzin daar een afgerond, positief einde aan.
Wat niet altijd mee valt. Ik vind de laatste zin van een boek of verhaal vaak het allerlastigste om te schrijven. Het zou tenslotte geweldig zijn als die laatste woorden beklijvend waren, bleven hangen in het geheugen van de lezer. Maar dat valt niet mee. Ik merk wel dat ik mijn boeken vaak eindig zoals ze beginnen. Met een geprek en eigenlijk midden in een scene.
‘Liefje, schat, kleintje, mag ik alsjeblieft af en toe in jouw landhuis op bezoek komen?’
Ze grinnikte. ‘Nou nee.’
‘Nee?’
‘Nee, suffie. Hoe wou je een gezin beginnen als je af en toe op bezoek komt? Van mij mag je wel in een van die kamers die ik over heb wonen.’
Hij stond op en trok haar omhoog. ‘En als ik je netjes ten huwelijk vraag?’
Ze sloeg haar armen om zijn nek. Alle twijfels verdwenen en ze antwoordde lachend: ‘Dan mag je in alle kamers.’
(Familiegeheimen)
‘Ik hou van jou en jij houdt van mij. Ik ben…niet goed op school en jij juist wel. Ik ben dyslectisch en jij een boekenwurm. Ik ben lief en jij een hork. Nou en? Dan passen we juist prima bij elkaar. Tegenstellingen trekken elkaar aan. Opposites attract.’
Hij keek haar verbaasd aan en schoot toen in de lach. ‘Had je dat niet eerder kunnen bedenken?’
(Tegenstelling)
Ik weet dat er mensen zijn die vinden dat een liefdesroman altijd met een kus moet eindigen, maar dat doen ze bij mij juist zelden. Alleen die laatste beklijvende zin (sinds in mijn allereerste recensie stond dat mijn boek leuk, maar niet beklijvend was en ik moest op zoeken wat dat betekende, gooi ik dat woord regelmatig in mijn gedachten en gesprekken over schrijven), dat blijft een probleem. Meestal pieker ik er een tijdje over, schrijf tientallen versies, vind ze allemaal te gemaakt en te nep en eindig dan met zoiets als hierboven (ik ga natuurlijk niet de eindes van alle tien mijn boeken verklappen). En vind dat, als ik er een paar jaar later naar kijk om ze in een blogpost te verwerken (ik lees mijn boeken nooit meer nadat ze uitkomen), eigenlijk helemaal zo slecht nog niet.
Ondanks mijn geworstel met die laatste zinnen weet ik meestal wel hoe een boek afloopt terwijl ik er nog mee bezig ben. Meestal, inderdaad. Want het overkomt me ook wel eens dat ik er halverwege achterkom dat een karakter helemaal niet is zoals ik dacht dat hij of zij was of dat een situatie heel anders in elkaar zit. En dan is mijn keurig bedachte einde ineens van de baan en moet ik ploeteren om een ander eind te verzinnen. Maar dat maakt schrijven nu juist zo boeiend.
Hoe mijn nieuwste boek zal eindigen? Voorspelbaar, ben ik bang. Ze krijgen mekaar. Denk ik. Want helemaal zeker weet ik dat pas als ik het af heb.