Eigenlijk is het raar, zo’n vliegreis. Je gaat op 10 kilometer hoogte bijna 1000 kilometer per uur in een aluminium koker. Als je erover nadenkt klinkt het niet als iets wat een verstandig mens zou moeten doen. Youp van ‘t Hek (dacht ik – correct me if I’m wrong) maakte er al een grapje over: je gaat eerst de pijp uit, dan het hoekje om en uiteindelijk de kist in. Zoiets ja.
Bang om te vliegen ben ik allang niet meer, maar helemaal normaal wordt het nooit. Toch vind ik het vooral leuk. En dat begint al op het vliegveld, want dat is de ideale plek om mensen te kijken. Er is altijd wel wat te zien en sommige mensen zijn behoorlijk extreem.
Nu wil ik niemand veroordelen vanwege zijn of haar kledingkeuze, maar dat ik een beetje vreemd opkeek van het meisje dat in eerste instantie alleen een t-shirt leek te dragen, was toch niet gek. Later zag ik dat er een heel kort broekje onder zat, maar de slofjes-met-bontrand aan haar voeten versterkten het idee dat ze rechstreeks uit bed gestapt en direct naar het vliegveld gereden was. Ze had een bagagewagentje bij zich met een papieren tas erop en droeg een mondkapje, zo’n papieren ding dat ze in operatiekamers dragen. Is het discriminerend om hieraan toe te voegen dat het natuurlijk een Aziatische was? Ik heb het in ieder geval nog nooit gezien bij westerlingen, maar dat kan een gebrek aan mijn wereldkennis zijn.
Wat het hele geval extra komisch maakte, was dat deze dame, die dus overduidelijk bang was voor luchtvervuiling, zonder aarzelen het rookhok binnenwandelde en daar een sigaret opstak. Mijn man en een collegaroker kwamen gniffelend naar buiten en dát kan niemand hen kwalijk nemen…
Helaas was dit de enige komische noot die dag. Niet dat er dramatische dingen gebeurden, maar als op een vlucht van tien uur het entertainmentsysteem niet werkt, merk je dat toch een beetje aan de sfeer. De meeste mensen kijken tien uur films om de tijd door te komen en moesten nu iets anders verzinnen. Er werd veel heen en weer gelopen en af en toe behoorlijk luidruchtig gepraat.
Zelf gebruik ik dat systeem eigenlijk nooit, maar het noodlot besloot dat dit het ideale moment was om mijn e-reader leeg te gooien. Ik deed iets met het schuifje (te lang vastgehouden, denk ik) en toen stond het hele ding weer op fabrieksinstellingen. En zat ik dus zonder mijn van te voren zorgvuldig geselecteerde en gedownloade boeken.
Ik had vier tijdschriften gekocht en heb altijd puzzelboekjes bij me, dus ik had nog wat afleiding kunnen hebben, als de leeslampjes in het vliegtuig gewerkt hadden, want zonder was het te donker. Maar die lampjes waren óf allemaal aan, óf allemaal uit en als passagier had je daar geen controle over. Dat gebeurde gewoon eens in de zoveel tijd als de stewardessen een poging deden om het entertainmentsysteem weer op gang te krijgen. Meestal als ik bijna in slaap gevallen was.
Niet dat slapen goed ging. Ik had het namelijk koud. Heel erg koud. Ook dat was volgens mij niet helemaal de bedoeling. Achterin het vliegtuig was het wel lekker warm, hoorde ik iemand zeggen. Normaal gesproken wordt de temperatuur ook langzaam omhoog gedraaid als je onderweg bent naar de tropen, zodat je kunt acclimatiseren. Maar ik heb tot het einde van de reis in mijn vest en onder mijn deken zitten klappertanden en gewenst dat ik een dikke trui had meegenomen..
Het vliegtuig (een ouderwetse jumbojet met bovenverdieping) was duidelijk aan zijn pensioen toe. In de (lange) wachtrij voor het toilet vroegen twee Curaçaose mannen aan mij wat er boven was. Ik had werkelijk geen idee. “Misschien de heel dure stoelen?” opperde ik. Eén van hen wilde wel even gaan kijken, stond zelfs al halverwege de trap, maar durfde uiteindelijk toch niet. Hun gezellige geklets zorgde wel even voor wat warmte in de kilte, vond ik.
Uiteindelijk kwamen we veilig aan op Curaçao en dat is natuurlijk het belangrijkste. Daar doe je het allemaal voor. De middaghitte die het toestel binnendrong toen de deuren opengingen was een verademing. En het enthousiasme waarmee we onthaald werden door onze huisbaas en de buren was hartverwarmend. “Welcome home!” zei ons buurvrouwtje.
En zo voelde het ook, zelfs al zijn we nog niet echt geëmigreerd en dus maar tijdeljk op het eiland. We zijn weer thuis.